Vervoeging van dichtsnoeren
Onbepaalde wijs (infinitief): dichtsnoeren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snoer dicht
- jij snoert dicht
- hij/zij/het snoert dicht
- wij snoeren dicht
- jullie snoeren dicht
- zij snoeren dicht
Onvoltooid verleden tijd
- ik snoerde dicht
- jij snoerde dicht
- hij/zij/het snoerde dicht
- wij snoerden dicht
- jullie snoerden dicht
- zij snoerden dicht
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb dichtgesnoerd
- jij hebt dichtgesnoerd
- hij/zij/het heeft dichtgesnoerd
- wij hebben dichtgesnoerd
- jullie hebben dichtgesnoerd
- zij hebben dichtgesnoerd
Voltooid verleden tijd
- ik had dichtgesnoerd
- jij had dichtgesnoerd
- hij/zij/het had dichtgesnoerd
- wij hadden dichtgesnoerd
- jullie hadden dichtgesnoerd
- zij hadden dichtgesnoerd
Toekomende tijd I
- ik zal dichtsnoeren
- jij zult dichtsnoeren
- hij/zij/het zal dichtsnoeren
- wij zullen dichtsnoeren
- jullie zullen dichtsnoeren
- zij zullen dichtsnoeren
Toekomende tijd II
- ik zal dichtgesnoerd hebben
- jij zult dichtgesnoerd hebben
- hij/zij/het zal dichtgesnoerd hebben
- wij zullen dichtgesnoerd hebben
- jullie zullen dichtgesnoerd hebben
- zij zullen dichtgesnoerd hebben
Conditionalis I
- ik zou dichtsnoeren
- jij zou dichtsnoeren
- hij/zij/het zou dichtsnoeren
- wij zouden dichtsnoeren
- jullie zouden dichtsnoeren
- zij zouden dichtsnoeren
Conditionalis II
- ik zou hebben dichtgesnoerd
- jij zou hebben dichtgesnoerd
- hij/zij/het zou hebben dichtgesnoerd
- wij zouden hebben dichtgesnoerd
- jullie zouden hebben dichtgesnoerd
- zij zouden hebben dichtgesnoerd
Imperatief
- jij snoer dicht
- jullie snoert dicht