Vervoeging van doornemen
Onbepaalde wijs (infinitief): doornemen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem door
- jij neemt door
- hij/zij/het neemt door
- wij nemen door
- jullie nemen door
- zij nemen door
Présent
- je répète
- tu répètes
- il/elle répète
- nous répétons
- vous répétez
- ils/elles répètent
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam door
- jij nam door
- hij/zij/het nam door
- wij namen door
- jullie namen door
- zij namen door
Indicatif imparfait
- je répétais
- tu répétais
- il/elle répétait
- nous répétions
- vous répétiez
- ils/elles répétaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doorgenomen
- jij hebt doorgenomen
- hij/zij/het heeft doorgenomen
- wij hebben doorgenomen
- jullie hebben doorgenomen
- zij hebben doorgenomen
Indicatif passé composé
- j'ai répété
- tu as répété
- il/elle a répété
- nous avons répété
- vous avez répété
- ils/elles ont répété
Voltooid verleden tijd
- ik had doorgenomen
- jij had doorgenomen
- hij/zij/het had doorgenomen
- wij hadden doorgenomen
- jullie hadden doorgenomen
- zij hadden doorgenomen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais répété
- tu avais répété
- il/elle avait répété
- nous avions répété
- vous aviez répété
- ils/elles avaient répété
Toekomende tijd I
- ik zal doornemen
- jij zult doornemen
- hij/zij/het zal doornemen
- wij zullen doornemen
- jullie zullen doornemen
- zij zullen doornemen
Indicatif futur
- je répéterai
- tu répéteras
- il/elle répétera
- nous répéterons
- vous répéterez
- ils/elles répéteront
Toekomende tijd II
- ik zal doorgenomen hebben
- jij zult doorgenomen hebben
- hij/zij/het zal doorgenomen hebben
- wij zullen doorgenomen hebben
- jullie zullen doorgenomen hebben
- zij zullen doorgenomen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai répété
- tu auras répété
- il/elle aura répété
- nous aurons répété
- vous aurez répété
- ils/elles auront répété
Conditionalis I
- ik zou doornemen
- jij zou doornemen
- hij/zij/het zou doornemen
- wij zouden doornemen
- jullie zouden doornemen
- zij zouden doornemen
Conditionnel présent
- je répéterais
- tu répéterais
- il/elle répéterait
- nous répéterions
- vous répéteriez
- ils/elles répéteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben doorgenomen
- jij zou hebben doorgenomen
- hij/zij/het zou hebben doorgenomen
- wij zouden hebben doorgenomen
- jullie zouden hebben doorgenomen
- zij zouden hebben doorgenomen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais répété
- tu aurais répété
- il/elle aurait répété
- nous aurions répété
- vous auriez répété
- ils/elles auraient répété
Imperatief
- jij neem door
- jullie neemt door
Impératif
- tu répète
- vous répétez