Vervoeging van fijnsnijden
Onbepaalde wijs (infinitief): fijnsnijden
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snijd fijn
- jij snijdt fijn
- hij/zij/het snijdt fijn
- wij snijden fijn
- jullie snijden fijn
- zij snijden fijn
Onvoltooid verleden tijd
- ik sneed fijn
- jij sneed fijn
- hij/zij/het sneed fijn
- wij sneden fijn
- jullie sneden fijn
- zij sneden fijn
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb fijngesneden
- jij hebt fijngesneden
- hij/zij/het heeft fijngesneden
- wij hebben fijngesneden
- jullie hebben fijngesneden
- zij hebben fijngesneden
Voltooid verleden tijd
- ik had fijngesneden
- jij had fijngesneden
- hij/zij/het had fijngesneden
- wij hadden fijngesneden
- jullie hadden fijngesneden
- zij hadden fijngesneden
Toekomende tijd I
- ik zal fijnsnijden
- jij zult fijnsnijden
- hij/zij/het zal fijnsnijden
- wij zullen fijnsnijden
- jullie zullen fijnsnijden
- zij zullen fijnsnijden
Toekomende tijd II
- ik zal fijngesneden hebben
- jij zult fijngesneden hebben
- hij/zij/het zal fijngesneden hebben
- wij zullen fijngesneden hebben
- jullie zullen fijngesneden hebben
- zij zullen fijngesneden hebben
Conditionalis I
- ik zou fijnsnijden
- jij zou fijnsnijden
- hij/zij/het zou fijnsnijden
- wij zouden fijnsnijden
- jullie zouden fijnsnijden
- zij zouden fijnsnijden
Conditionalis II
- ik zou hebben fijngesneden
- jij zou hebben fijngesneden
- hij/zij/het zou hebben fijngesneden
- wij zouden hebben fijngesneden
- jullie zouden hebben fijngesneden
- zij zouden hebben fijngesneden
Imperatief
- jij snijd fijn
- jullie snijdt fijn