Vervoeging van frapperen
Onbepaalde wijs (infinitief): frapperen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik frappeer
- jij frappeert
- hij/zij/het frappeert
- wij frapperen
- jullie frapperen
- zij frapperen
Présent
- j'affecte
- tu affectes
- il/elle affecte
- nous affectons
- vous affectez
- ils/elles affectent
Onvoltooid verleden tijd
- ik frappeerde
- jij frappeerde
- hij/zij/het frappeerde
- wij frappeerden
- jullie frappeerden
- zij frappeerden
Indicatif imparfait
- j'affectais
- tu affectais
- il/elle affectait
- nous affections
- vous affectiez
- ils/elles affectaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefrappeerd
- jij hebt gefrappeerd
- hij/zij/het heeft gefrappeerd
- wij hebben gefrappeerd
- jullie hebben gefrappeerd
- zij hebben gefrappeerd
Indicatif passé composé
- j'ai affecté
- tu as affecté
- il/elle a affecté
- nous avons affecté
- vous avez affecté
- ils/elles ont affecté
Voltooid verleden tijd
- ik had gefrappeerd
- jij had gefrappeerd
- hij/zij/het had gefrappeerd
- wij hadden gefrappeerd
- jullie hadden gefrappeerd
- zij hadden gefrappeerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais affecté
- tu avais affecté
- il/elle avait affecté
- nous avions affecté
- vous aviez affecté
- ils/elles avaient affecté
Toekomende tijd I
- ik zal frapperen
- jij zult frapperen
- hij/zij/het zal frapperen
- wij zullen frapperen
- jullie zullen frapperen
- zij zullen frapperen
Indicatif futur
- j'affecterai
- tu affecteras
- il/elle affectera
- nous affecterons
- vous affecterez
- ils/elles affecteront
Toekomende tijd II
- ik zal gefrappeerd hebben
- jij zult gefrappeerd hebben
- hij/zij/het zal gefrappeerd hebben
- wij zullen gefrappeerd hebben
- jullie zullen gefrappeerd hebben
- zij zullen gefrappeerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai affecté
- tu auras affecté
- il/elle aura affecté
- nous aurons affecté
- vous aurez affecté
- ils/elles auront affecté
Conditionalis I
- ik zou frapperen
- jij zou frapperen
- hij/zij/het zou frapperen
- wij zouden frapperen
- jullie zouden frapperen
- zij zouden frapperen
Conditionnel présent
- j'affecterais
- tu affecterais
- il/elle affecterait
- nous affecterions
- vous affecteriez
- ils/elles affecteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gefrappeerd
- jij zou hebben gefrappeerd
- hij/zij/het zou hebben gefrappeerd
- wij zouden hebben gefrappeerd
- jullie zouden hebben gefrappeerd
- zij zouden hebben gefrappeerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais affecté
- tu aurais affecté
- il/elle aurait affecté
- nous aurions affecté
- vous auriez affecté
- ils/elles auraient affecté
Imperatief
- jij frappeer
- jullie frappeert
Impératif
- tu affecte
- vous affectez