Vervoeging van gekscheren

Onbepaalde wijs (infinitief): gekscheren

Vertaling: badiner

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik gekscheer
  • jij gekscheert
  • hij/zij/het gekscheert
  • wij gekscheren
  • jullie gekscheren
  • zij gekscheren

Présent

  • je badine
  • tu badines
  • il/elle badine
  • nous badinons
  • vous badinez
  • ils/elles badinent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gekscheerde
  • jij gekscheerde
  • hij/zij/het gekscheerde
  • wij gekscheerden
  • jullie gekscheerden
  • zij gekscheerden

Indicatif imparfait

  • je badinais
  • tu badinais
  • il/elle badinait
  • nous badinions
  • vous badiniez
  • ils/elles badinaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gegekscheerd
  • jij hebt gegekscheerd
  • hij/zij/het heeft gegekscheerd
  • wij hebben gegekscheerd
  • jullie hebben gegekscheerd
  • zij hebben gegekscheerd

Indicatif passé composé

  • j'ai badiné
  • tu as badiné
  • il/elle a badiné
  • nous avons badiné
  • vous avez badiné
  • ils/elles ont badiné

Voltooid verleden tijd

  • ik had gegekscheerd
  • jij had gegekscheerd
  • hij/zij/het had gegekscheerd
  • wij hadden gegekscheerd
  • jullie hadden gegekscheerd
  • zij hadden gegekscheerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais badiné
  • tu avais badiné
  • il/elle avait badiné
  • nous avions badiné
  • vous aviez badiné
  • ils/elles avaient badiné

Toekomende tijd I

  • ik zal gekscheren
  • jij zult gekscheren
  • hij/zij/het zal gekscheren
  • wij zullen gekscheren
  • jullie zullen gekscheren
  • zij zullen gekscheren

Indicatif futur

  • je badinerai
  • tu badineras
  • il/elle badinera
  • nous badinerons
  • vous badinerez
  • ils/elles badineront

Toekomende tijd II

  • ik zal gegekscheerd hebben
  • jij zult gegekscheerd hebben
  • hij/zij/het zal gegekscheerd hebben
  • wij zullen gegekscheerd hebben
  • jullie zullen gegekscheerd hebben
  • zij zullen gegekscheerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai badiné
  • tu auras badiné
  • il/elle aura badiné
  • nous aurons badiné
  • vous aurez badiné
  • ils/elles auront badiné

Conditionalis I

  • ik zou gekscheren
  • jij zou gekscheren
  • hij/zij/het zou gekscheren
  • wij zouden gekscheren
  • jullie zouden gekscheren
  • zij zouden gekscheren

Conditionnel présent

  • je badinerais
  • tu badinerais
  • il/elle badinerait
  • nous badinerions
  • vous badineriez
  • ils/elles badineraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gegekscheerd
  • jij zou hebben gegekscheerd
  • hij/zij/het zou hebben gegekscheerd
  • wij zouden hebben gegekscheerd
  • jullie zouden hebben gegekscheerd
  • zij zouden hebben gegekscheerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais badiné
  • tu aurais badiné
  • il/elle aurait badiné
  • nous aurions badiné
  • vous auriez badiné
  • ils/elles auraient badiné

Imperatief

  • jij gekscheer
  • jullie gekscheert

Impératif

  • tu badine
  • vous badinez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van gekscheren