Vervoeging van gruizelen
Onbepaalde wijs (infinitief): gruizelen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gruizel
- jij gruizelt
- hij/zij/het gruizelt
- wij gruizelen
- jullie gruizelen
- zij gruizelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik gruizelde
- jij gruizelde
- hij/zij/het gruizelde
- wij gruizelden
- jullie gruizelden
- zij gruizelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegruizeld
- jij hebt gegruizeld
- hij/zij/het heeft gegruizeld
- wij hebben gegruizeld
- jullie hebben gegruizeld
- zij hebben gegruizeld
Voltooid verleden tijd
- ik had gegruizeld
- jij had gegruizeld
- hij/zij/het had gegruizeld
- wij hadden gegruizeld
- jullie hadden gegruizeld
- zij hadden gegruizeld
Toekomende tijd I
- ik zal gruizelen
- jij zult gruizelen
- hij/zij/het zal gruizelen
- wij zullen gruizelen
- jullie zullen gruizelen
- zij zullen gruizelen
Toekomende tijd II
- ik zal gegruizeld hebben
- jij zult gegruizeld hebben
- hij/zij/het zal gegruizeld hebben
- wij zullen gegruizeld hebben
- jullie zullen gegruizeld hebben
- zij zullen gegruizeld hebben
Conditionalis I
- ik zou gruizelen
- jij zou gruizelen
- hij/zij/het zou gruizelen
- wij zouden gruizelen
- jullie zouden gruizelen
- zij zouden gruizelen
Conditionalis II
- ik zou hebben gegruizeld
- jij zou hebben gegruizeld
- hij/zij/het zou hebben gegruizeld
- wij zouden hebben gegruizeld
- jullie zouden hebben gegruizeld
- zij zouden hebben gegruizeld
Imperatief
- jij gruizel
- jullie gruizelt