Vervoeging van harpen

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik harp
    • jij harpt
    • hij/zij/het harpt
    • wij harpen
    • jullie harpen
    • zij harpen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik harpte
    • jij harpte
    • hij/zij/het harpte
    • wij harpten
    • jullie harpten
    • zij harpten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geharpt
    • jij hebt geharpt
    • hij/zij/het heeft geharpt
    • wij hebben geharpt
    • jullie hebben geharpt
    • zij hebben geharpt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geharpt
    • jij had geharpt
    • hij/zij/het had geharpt
    • wij hadden geharpt
    • jullie hadden geharpt
    • zij hadden geharpt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal harpen
    • jij zult harpen
    • hij/zij/het zal harpen
    • wij zullen harpen
    • jullie zullen harpen
    • zij zullen harpen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geharpt hebben
    • jij zult geharpt hebben
    • hij/zij/het zal geharpt hebben
    • wij zullen geharpt hebben
    • jullie zullen geharpt hebben
    • zij zullen geharpt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou harpen
    • jij zou harpen
    • hij/zij/het zou harpen
    • wij zouden harpen
    • jullie zouden harpen
    • zij zouden harpen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geharpt
    • jij zou hebben geharpt
    • hij/zij/het zou hebben geharpt
    • wij zouden hebben geharpt
    • jullie zouden hebben geharpt
    • zij zouden hebben geharpt
  • Imperatief

    • jij harp
    • jullie harpt