Vervoeging van honoreren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik honoreer
  • jij honoreert
  • hij/zij/het honoreert
  • wij honoreren
  • jullie honoreren
  • zij honoreren

Présent

  • je crois
  • tu crois
  • il/elle croit
  • nous croyons
  • vous croyez
  • ils/elles croient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik honoreerde
  • jij honoreerde
  • hij/zij/het honoreerde
  • wij honoreerden
  • jullie honoreerden
  • zij honoreerden

Indicatif imparfait

  • je croyais
  • tu croyais
  • il/elle croyait
  • nous croyions
  • vous croyiez
  • ils/elles croyaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehonoreerd
  • jij hebt gehonoreerd
  • hij/zij/het heeft gehonoreerd
  • wij hebben gehonoreerd
  • jullie hebben gehonoreerd
  • zij hebben gehonoreerd

Indicatif passé composé

  • j'ai cru
  • tu as cru
  • il/elle a cru
  • nous avons cru
  • vous avez cru
  • ils/elles ont cru

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehonoreerd
  • jij had gehonoreerd
  • hij/zij/het had gehonoreerd
  • wij hadden gehonoreerd
  • jullie hadden gehonoreerd
  • zij hadden gehonoreerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais cru
  • tu avais cru
  • il/elle avait cru
  • nous avions cru
  • vous aviez cru
  • ils/elles avaient cru

Toekomende tijd I

  • ik zal honoreren
  • jij zult honoreren
  • hij/zij/het zal honoreren
  • wij zullen honoreren
  • jullie zullen honoreren
  • zij zullen honoreren

Indicatif futur

  • je croirai
  • tu croiras
  • il/elle croira
  • nous croirons
  • vous croirez
  • ils/elles croiront

Toekomende tijd II

  • ik zal gehonoreerd hebben
  • jij zult gehonoreerd hebben
  • hij/zij/het zal gehonoreerd hebben
  • wij zullen gehonoreerd hebben
  • jullie zullen gehonoreerd hebben
  • zij zullen gehonoreerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai cru
  • tu auras cru
  • il/elle aura cru
  • nous aurons cru
  • vous aurez cru
  • ils/elles auront cru

Conditionalis I

  • ik zou honoreren
  • jij zou honoreren
  • hij/zij/het zou honoreren
  • wij zouden honoreren
  • jullie zouden honoreren
  • zij zouden honoreren

Conditionnel présent

  • je croirais
  • tu croirais
  • il/elle croirait
  • nous croirions
  • vous croiriez
  • ils/elles croiraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehonoreerd
  • jij zou hebben gehonoreerd
  • hij/zij/het zou hebben gehonoreerd
  • wij zouden hebben gehonoreerd
  • jullie zouden hebben gehonoreerd
  • zij zouden hebben gehonoreerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais cru
  • tu aurais cru
  • il/elle aurait cru
  • nous aurions cru
  • vous auriez cru
  • ils/elles auraient cru

Imperatief

  • jij honoreer
  • jullie honoreert

Impératif

  • tu crois
  • vous croyez

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van honoreren