Vervoeging van impregneren
Onbepaalde wijs (infinitief): impregneren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik impregneer
- jij impregneert
- hij/zij/het impregneert
- wij impregneren
- jullie impregneren
- zij impregneren
Onvoltooid verleden tijd
- ik impregneerde
- jij impregneerde
- hij/zij/het impregneerde
- wij impregneerden
- jullie impregneerden
- zij impregneerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïmpregneerd
- jij hebt geïmpregneerd
- hij/zij/het heeft geïmpregneerd
- wij hebben geïmpregneerd
- jullie hebben geïmpregneerd
- zij hebben geïmpregneerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïmpregneerd
- jij had geïmpregneerd
- hij/zij/het had geïmpregneerd
- wij hadden geïmpregneerd
- jullie hadden geïmpregneerd
- zij hadden geïmpregneerd
Toekomende tijd I
- ik zal impregneren
- jij zult impregneren
- hij/zij/het zal impregneren
- wij zullen impregneren
- jullie zullen impregneren
- zij zullen impregneren
Toekomende tijd II
- ik zal geïmpregneerd hebben
- jij zult geïmpregneerd hebben
- hij/zij/het zal geïmpregneerd hebben
- wij zullen geïmpregneerd hebben
- jullie zullen geïmpregneerd hebben
- zij zullen geïmpregneerd hebben
Conditionalis I
- ik zou impregneren
- jij zou impregneren
- hij/zij/het zou impregneren
- wij zouden impregneren
- jullie zouden impregneren
- zij zouden impregneren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïmpregneerd
- jij zou hebben geïmpregneerd
- hij/zij/het zou hebben geïmpregneerd
- wij zouden hebben geïmpregneerd
- jullie zouden hebben geïmpregneerd
- zij zouden hebben geïmpregneerd
Imperatief
- jij impregneer
- jullie impregneert