Vervoeging van inboeken
Onbepaalde wijs (infinitief): inboeken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik boek in
- jij boekt in
- hij/zij/het boekt in
- wij boeken in
- jullie boeken in
- zij boeken in
Présent
- je comptabilise
- tu comptabilises
- il/elle comptabilise
- nous comptabilisons
- vous comptabilisez
- ils/elles comptabilisent
Onvoltooid verleden tijd
- ik boekte in
- jij boekte in
- hij/zij/het boekte in
- wij boekten in
- jullie boekten in
- zij boekten in
Indicatif imparfait
- je comptabilisais
- tu comptabilisais
- il/elle comptabilisait
- nous comptabilisions
- vous comptabilisiez
- ils/elles comptabilisaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingeboekt
- jij hebt ingeboekt
- hij/zij/het heeft ingeboekt
- wij hebben ingeboekt
- jullie hebben ingeboekt
- zij hebben ingeboekt
Indicatif passé composé
- j'ai comptabilisé
- tu as comptabilisé
- il/elle a comptabilisé
- nous avons comptabilisé
- vous avez comptabilisé
- ils/elles ont comptabilisé
Voltooid verleden tijd
- ik had ingeboekt
- jij had ingeboekt
- hij/zij/het had ingeboekt
- wij hadden ingeboekt
- jullie hadden ingeboekt
- zij hadden ingeboekt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais comptabilisé
- tu avais comptabilisé
- il/elle avait comptabilisé
- nous avions comptabilisé
- vous aviez comptabilisé
- ils/elles avaient comptabilisé
Toekomende tijd I
- ik zal inboeken
- jij zult inboeken
- hij/zij/het zal inboeken
- wij zullen inboeken
- jullie zullen inboeken
- zij zullen inboeken
Indicatif futur
- je comptabiliserai
- tu comptabiliseras
- il/elle comptabilisera
- nous comptabiliserons
- vous comptabiliserez
- ils/elles comptabiliseront
Toekomende tijd II
- ik zal ingeboekt hebben
- jij zult ingeboekt hebben
- hij/zij/het zal ingeboekt hebben
- wij zullen ingeboekt hebben
- jullie zullen ingeboekt hebben
- zij zullen ingeboekt hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai comptabilisé
- tu auras comptabilisé
- il/elle aura comptabilisé
- nous aurons comptabilisé
- vous aurez comptabilisé
- ils/elles auront comptabilisé
Conditionalis I
- ik zou inboeken
- jij zou inboeken
- hij/zij/het zou inboeken
- wij zouden inboeken
- jullie zouden inboeken
- zij zouden inboeken
Conditionnel présent
- je comptabiliserais
- tu comptabiliserais
- il/elle comptabiliserait
- nous comptabiliserions
- vous comptabiliseriez
- ils/elles comptabiliseraient
Conditionalis II
- ik zou hebben ingeboekt
- jij zou hebben ingeboekt
- hij/zij/het zou hebben ingeboekt
- wij zouden hebben ingeboekt
- jullie zouden hebben ingeboekt
- zij zouden hebben ingeboekt
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais comptabilisé
- tu aurais comptabilisé
- il/elle aurait comptabilisé
- nous aurions comptabilisé
- vous auriez comptabilisé
- ils/elles auraient comptabilisé
Imperatief
- jij boek in
- jullie boekt in
Impératif
- tu comptabilise
- vous comptabilisez