Vervoeging van indopen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doop in
- jij doopt in
- hij/zij/het doopt in
- wij dopen in
- jullie dopen in
- zij dopen in
Présent
- je trempe
- tu trempes
- il/elle trempe
- nous trempons
- vous trempez
- ils/elles trempent
Onvoltooid verleden tijd
- ik doopte in
- jij doopte in
- hij/zij/het doopte in
- wij doopten in
- jullie doopten in
- zij doopten in
Indicatif imparfait
- je trempais
- tu trempais
- il/elle trempait
- nous trempions
- vous trempiez
- ils/elles trempaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingedoopt
- jij hebt ingedoopt
- hij/zij/het heeft ingedoopt
- wij hebben ingedoopt
- jullie hebben ingedoopt
- zij hebben ingedoopt
Indicatif passé composé
- j'ai trempé
- tu as trempé
- il/elle a trempé
- nous avons trempé
- vous avez trempé
- ils/elles ont trempé
Voltooid verleden tijd
- ik had ingedoopt
- jij had ingedoopt
- hij/zij/het had ingedoopt
- wij hadden ingedoopt
- jullie hadden ingedoopt
- zij hadden ingedoopt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais trempé
- tu avais trempé
- il/elle avait trempé
- nous avions trempé
- vous aviez trempé
- ils/elles avaient trempé
Toekomende tijd I
- ik zal indopen
- jij zult indopen
- hij/zij/het zal indopen
- wij zullen indopen
- jullie zullen indopen
- zij zullen indopen
Indicatif futur
- je tremperai
- tu tremperas
- il/elle trempera
- nous tremperons
- vous tremperez
- ils/elles tremperont
Toekomende tijd II
- ik zal ingedoopt hebben
- jij zult ingedoopt hebben
- hij/zij/het zal ingedoopt hebben
- wij zullen ingedoopt hebben
- jullie zullen ingedoopt hebben
- zij zullen ingedoopt hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai trempé
- tu auras trempé
- il/elle aura trempé
- nous aurons trempé
- vous aurez trempé
- ils/elles auront trempé
Conditionalis I
- ik zou indopen
- jij zou indopen
- hij/zij/het zou indopen
- wij zouden indopen
- jullie zouden indopen
- zij zouden indopen
Conditionnel présent
- je tremperais
- tu tremperais
- il/elle tremperait
- nous tremperions
- vous tremperiez
- ils/elles tremperaient
Conditionalis II
- ik zou hebben ingedoopt
- jij zou hebben ingedoopt
- hij/zij/het zou hebben ingedoopt
- wij zouden hebben ingedoopt
- jullie zouden hebben ingedoopt
- zij zouden hebben ingedoopt
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais trempé
- tu aurais trempé
- il/elle aurait trempé
- nous aurions trempé
- vous auriez trempé
- ils/elles auraient trempé
Imperatief
- jij doop in
- jullie doopt in
Impératif
- tu trempe
- vous trempez