Vervoeging van influisteren
Onbepaalde wijs (infinitief): influisteren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik fluister in
- jij fluistert in
- hij/zij/het fluistert in
- wij fluisteren in
- jullie fluisteren in
- zij fluisteren in
Présent
- j'inspire
- tu inspires
- il/elle inspire
- nous inspirons
- vous inspirez
- ils/elles inspirent
Onvoltooid verleden tijd
- ik fluisterde in
- jij fluisterde in
- hij/zij/het fluisterde in
- wij fluisterden in
- jullie fluisterden in
- zij fluisterden in
Indicatif imparfait
- j'inspirais
- tu inspirais
- il/elle inspirait
- nous inspirions
- vous inspiriez
- ils/elles inspiraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingefluisterd
- jij hebt ingefluisterd
- hij/zij/het heeft ingefluisterd
- wij hebben ingefluisterd
- jullie hebben ingefluisterd
- zij hebben ingefluisterd
Indicatif passé composé
- j'ai inspiré
- tu as inspiré
- il/elle a inspiré
- nous avons inspiré
- vous avez inspiré
- ils/elles ont inspiré
Voltooid verleden tijd
- ik had ingefluisterd
- jij had ingefluisterd
- hij/zij/het had ingefluisterd
- wij hadden ingefluisterd
- jullie hadden ingefluisterd
- zij hadden ingefluisterd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais inspiré
- tu avais inspiré
- il/elle avait inspiré
- nous avions inspiré
- vous aviez inspiré
- ils/elles avaient inspiré
Toekomende tijd I
- ik zal influisteren
- jij zult influisteren
- hij/zij/het zal influisteren
- wij zullen influisteren
- jullie zullen influisteren
- zij zullen influisteren
Indicatif futur
- j'inspirerai
- tu inspireras
- il/elle inspirera
- nous inspirerons
- vous inspirerez
- ils/elles inspireront
Toekomende tijd II
- ik zal ingefluisterd hebben
- jij zult ingefluisterd hebben
- hij/zij/het zal ingefluisterd hebben
- wij zullen ingefluisterd hebben
- jullie zullen ingefluisterd hebben
- zij zullen ingefluisterd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai inspiré
- tu auras inspiré
- il/elle aura inspiré
- nous aurons inspiré
- vous aurez inspiré
- ils/elles auront inspiré
Conditionalis I
- ik zou influisteren
- jij zou influisteren
- hij/zij/het zou influisteren
- wij zouden influisteren
- jullie zouden influisteren
- zij zouden influisteren
Conditionnel présent
- j'inspirerais
- tu inspirerais
- il/elle inspirerait
- nous inspirerions
- vous inspireriez
- ils/elles inspireraient
Conditionalis II
- ik zou hebben ingefluisterd
- jij zou hebben ingefluisterd
- hij/zij/het zou hebben ingefluisterd
- wij zouden hebben ingefluisterd
- jullie zouden hebben ingefluisterd
- zij zouden hebben ingefluisterd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais inspiré
- tu aurais inspiré
- il/elle aurait inspiré
- nous aurions inspiré
- vous auriez inspiré
- ils/elles auraient inspiré
Imperatief
- jij fluister in
- jullie fluistert in
Impératif
- tu inspire
- vous inspirez