Vervoeging van inmetselen
Onbepaalde wijs (infinitief): inmetselen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik metsel in
- jij metselt in
- hij/zij/het metselt in
- wij metselen in
- jullie metselen in
- zij metselen in
Onvoltooid verleden tijd
- ik metselde in
- jij metselde in
- hij/zij/het metselde in
- wij metselden in
- jullie metselden in
- zij metselden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingemetseld
- jij hebt ingemetseld
- hij/zij/het heeft ingemetseld
- wij hebben ingemetseld
- jullie hebben ingemetseld
- zij hebben ingemetseld
Voltooid verleden tijd
- ik had ingemetseld
- jij had ingemetseld
- hij/zij/het had ingemetseld
- wij hadden ingemetseld
- jullie hadden ingemetseld
- zij hadden ingemetseld
Toekomende tijd I
- ik zal inmetselen
- jij zult inmetselen
- hij/zij/het zal inmetselen
- wij zullen inmetselen
- jullie zullen inmetselen
- zij zullen inmetselen
Toekomende tijd II
- ik zal ingemetseld hebben
- jij zult ingemetseld hebben
- hij/zij/het zal ingemetseld hebben
- wij zullen ingemetseld hebben
- jullie zullen ingemetseld hebben
- zij zullen ingemetseld hebben
Conditionalis I
- ik zou inmetselen
- jij zou inmetselen
- hij/zij/het zou inmetselen
- wij zouden inmetselen
- jullie zouden inmetselen
- zij zouden inmetselen
Conditionalis II
- ik zou hebben ingemetseld
- jij zou hebben ingemetseld
- hij/zij/het zou hebben ingemetseld
- wij zouden hebben ingemetseld
- jullie zouden hebben ingemetseld
- zij zouden hebben ingemetseld
Imperatief
- jij metsel in
- jullie metselt in