Vervoeging van klaren

Vertaling: confectionner

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik klaar
  • jij klaart
  • hij/zij/het klaart
  • wij klaren
  • jullie klaren
  • zij klaren

Présent

  • je confectionne
  • tu confectionnes
  • il/elle confectionne
  • nous confectionnons
  • vous confectionnez
  • ils/elles confectionnent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik klaarde
  • jij klaarde
  • hij/zij/het klaarde
  • wij klaarden
  • jullie klaarden
  • zij klaarden

Indicatif imparfait

  • je confectionnais
  • tu confectionnais
  • il/elle confectionnait
  • nous confectionnions
  • vous confectionniez
  • ils/elles confectionnaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geklaard
  • jij hebt geklaard
  • hij/zij/het heeft geklaard
  • wij hebben geklaard
  • jullie hebben geklaard
  • zij hebben geklaard

Indicatif passé composé

  • j'ai confectionné
  • tu as confectionné
  • il/elle a confectionné
  • nous avons confectionné
  • vous avez confectionné
  • ils/elles ont confectionné

Voltooid verleden tijd

  • ik had geklaard
  • jij had geklaard
  • hij/zij/het had geklaard
  • wij hadden geklaard
  • jullie hadden geklaard
  • zij hadden geklaard

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais confectionné
  • tu avais confectionné
  • il/elle avait confectionné
  • nous avions confectionné
  • vous aviez confectionné
  • ils/elles avaient confectionné

Toekomende tijd I

  • ik zal klaren
  • jij zult klaren
  • hij/zij/het zal klaren
  • wij zullen klaren
  • jullie zullen klaren
  • zij zullen klaren

Indicatif futur

  • je confectionnerai
  • tu confectionneras
  • il/elle confectionnera
  • nous confectionnerons
  • vous confectionnerez
  • ils/elles confectionneront

Toekomende tijd II

  • ik zal geklaard hebben
  • jij zult geklaard hebben
  • hij/zij/het zal geklaard hebben
  • wij zullen geklaard hebben
  • jullie zullen geklaard hebben
  • zij zullen geklaard hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai confectionné
  • tu auras confectionné
  • il/elle aura confectionné
  • nous aurons confectionné
  • vous aurez confectionné
  • ils/elles auront confectionné

Conditionalis I

  • ik zou klaren
  • jij zou klaren
  • hij/zij/het zou klaren
  • wij zouden klaren
  • jullie zouden klaren
  • zij zouden klaren

Conditionnel présent

  • je confectionnerais
  • tu confectionnerais
  • il/elle confectionnerait
  • nous confectionnerions
  • vous confectionneriez
  • ils/elles confectionneraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben geklaard
  • jij zou hebben geklaard
  • hij/zij/het zou hebben geklaard
  • wij zouden hebben geklaard
  • jullie zouden hebben geklaard
  • zij zouden hebben geklaard

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais confectionné
  • tu aurais confectionné
  • il/elle aurait confectionné
  • nous aurions confectionné
  • vous auriez confectionné
  • ils/elles auraient confectionné

Imperatief

  • jij klaar
  • jullie klaart

Impératif

  • tu confectionne
  • vous confectionnez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van klaren