Vervoeging van klitten
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik klit
- jij klit
- hij/zij/het klit
- wij klitten
- jullie klitten
- zij klitten
Présent
- j'adhère
- tu adhères
- il/elle adhère
- nous adhérons
- vous adhérez
- ils/elles adhèrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik klitte
- jij klitte
- hij/zij/het klitte
- wij klitten
- jullie klitten
- zij klitten
Indicatif imparfait
- j'adhérais
- tu adhérais
- il/elle adhérait
- nous adhérions
- vous adhériez
- ils/elles adhéraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geklit
- jij hebt geklit
- hij/zij/het heeft geklit
- wij hebben geklit
- jullie hebben geklit
- zij hebben geklit
Indicatif passé composé
- j'ai adhéré
- tu as adhéré
- il/elle a adhéré
- nous avons adhéré
- vous avez adhéré
- ils/elles ont adhéré
Voltooid verleden tijd
- ik had geklit
- jij had geklit
- hij/zij/het had geklit
- wij hadden geklit
- jullie hadden geklit
- zij hadden geklit
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais adhéré
- tu avais adhéré
- il/elle avait adhéré
- nous avions adhéré
- vous aviez adhéré
- ils/elles avaient adhéré
Toekomende tijd I
- ik zal klitten
- jij zult klitten
- hij/zij/het zal klitten
- wij zullen klitten
- jullie zullen klitten
- zij zullen klitten
Indicatif futur
- j'adhérerai
- tu adhéreras
- il/elle adhérera
- nous adhérerons
- vous adhérerez
- ils/elles adhéreront
Toekomende tijd II
- ik zal geklit hebben
- jij zult geklit hebben
- hij/zij/het zal geklit hebben
- wij zullen geklit hebben
- jullie zullen geklit hebben
- zij zullen geklit hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai adhéré
- tu auras adhéré
- il/elle aura adhéré
- nous aurons adhéré
- vous aurez adhéré
- ils/elles auront adhéré
Conditionalis I
- ik zou klitten
- jij zou klitten
- hij/zij/het zou klitten
- wij zouden klitten
- jullie zouden klitten
- zij zouden klitten
Conditionnel présent
- j'adhérerais
- tu adhérerais
- il/elle adhérerait
- nous adhérerions
- vous adhéreriez
- ils/elles adhéreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geklit
- jij zou hebben geklit
- hij/zij/het zou hebben geklit
- wij zouden hebben geklit
- jullie zouden hebben geklit
- zij zouden hebben geklit
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais adhéré
- tu aurais adhéré
- il/elle aurait adhéré
- nous aurions adhéré
- vous auriez adhéré
- ils/elles auraient adhéré
Imperatief
- jij klit
- jullie klit
Impératif
- tu adhère
- vous adhérez