Vervoeging van kneuzen

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kneus
    • jij kneust
    • hij/zij/het kneust
    • wij kneuzen
    • jullie kneuzen
    • zij kneuzen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kneusde
    • jij kneusde
    • hij/zij/het kneusde
    • wij kneusden
    • jullie kneusden
    • zij kneusden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekneusd
    • jij hebt gekneusd
    • hij/zij/het heeft gekneusd
    • wij hebben gekneusd
    • jullie hebben gekneusd
    • zij hebben gekneusd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekneusd
    • jij had gekneusd
    • hij/zij/het had gekneusd
    • wij hadden gekneusd
    • jullie hadden gekneusd
    • zij hadden gekneusd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kneuzen
    • jij zult kneuzen
    • hij/zij/het zal kneuzen
    • wij zullen kneuzen
    • jullie zullen kneuzen
    • zij zullen kneuzen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekneusd hebben
    • jij zult gekneusd hebben
    • hij/zij/het zal gekneusd hebben
    • wij zullen gekneusd hebben
    • jullie zullen gekneusd hebben
    • zij zullen gekneusd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kneuzen
    • jij zou kneuzen
    • hij/zij/het zou kneuzen
    • wij zouden kneuzen
    • jullie zouden kneuzen
    • zij zouden kneuzen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekneusd
    • jij zou hebben gekneusd
    • hij/zij/het zou hebben gekneusd
    • wij zouden hebben gekneusd
    • jullie zouden hebben gekneusd
    • zij zouden hebben gekneusd
  • Imperatief

    • jij kneus
    • jullie kneust