Vervoeging van kussen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kus
- jij kust
- hij/zij/het kust
- wij kussen
- jullie kussen
- zij kussen
Présent
- j'embrasse
- tu embrasses
- il/elle embrasse
- nous embrassons
- vous embrassez
- ils/elles embrassent
Onvoltooid verleden tijd
- ik kuste
- jij kuste
- hij/zij/het kuste
- wij kusten
- jullie kusten
- zij kusten
Indicatif imparfait
- j'embrassais
- tu embrassais
- il/elle embrassait
- nous embrassions
- vous embrassiez
- ils/elles embrassaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekust
- jij hebt gekust
- hij/zij/het heeft gekust
- wij hebben gekust
- jullie hebben gekust
- zij hebben gekust
Indicatif passé composé
- j'ai embrassé
- tu as embrassé
- il/elle a embrassé
- nous avons embrassé
- vous avez embrassé
- ils/elles ont embrassé
Voltooid verleden tijd
- ik had gekust
- jij had gekust
- hij/zij/het had gekust
- wij hadden gekust
- jullie hadden gekust
- zij hadden gekust
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais embrassé
- tu avais embrassé
- il/elle avait embrassé
- nous avions embrassé
- vous aviez embrassé
- ils/elles avaient embrassé
Toekomende tijd I
- ik zal kussen
- jij zult kussen
- hij/zij/het zal kussen
- wij zullen kussen
- jullie zullen kussen
- zij zullen kussen
Indicatif futur
- j'embrasserai
- tu embrasseras
- il/elle embrassera
- nous embrasserons
- vous embrasserez
- ils/elles embrasseront
Toekomende tijd II
- ik zal gekust hebben
- jij zult gekust hebben
- hij/zij/het zal gekust hebben
- wij zullen gekust hebben
- jullie zullen gekust hebben
- zij zullen gekust hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai embrassé
- tu auras embrassé
- il/elle aura embrassé
- nous aurons embrassé
- vous aurez embrassé
- ils/elles auront embrassé
Conditionalis I
- ik zou kussen
- jij zou kussen
- hij/zij/het zou kussen
- wij zouden kussen
- jullie zouden kussen
- zij zouden kussen
Conditionnel présent
- j'embrasserais
- tu embrasserais
- il/elle embrasserait
- nous embrasserions
- vous embrasseriez
- ils/elles embrasseraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gekust
- jij zou hebben gekust
- hij/zij/het zou hebben gekust
- wij zouden hebben gekust
- jullie zouden hebben gekust
- zij zouden hebben gekust
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais embrassé
- tu aurais embrassé
- il/elle aurait embrassé
- nous aurions embrassé
- vous auriez embrassé
- ils/elles auraient embrassé
Imperatief
- jij kus
- jullie kust
Impératif
- tu embrasse
- vous embrassez