Vervoeging van loskopen

Vertaling: racheter

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik koop los
  • jij koopt los
  • hij/zij/het koopt los
  • wij kopen los
  • jullie kopen los
  • zij kopen los

Présent

  • je rachète
  • tu rachètes
  • il/elle rachète
  • nous rachetons
  • vous rachetez
  • ils/elles rachètent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kocht los
  • jij kocht los
  • hij/zij/het kocht los
  • wij kochten los
  • jullie kochten los
  • zij kochten los

Indicatif imparfait

  • je rachetais
  • tu rachetais
  • il/elle rachetait
  • nous rachetions
  • vous rachetiez
  • ils/elles rachetaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb losgekocht
  • jij hebt losgekocht
  • hij/zij/het heeft losgekocht
  • wij hebben losgekocht
  • jullie hebben losgekocht
  • zij hebben losgekocht

Indicatif passé composé

  • j'ai racheté
  • tu as racheté
  • il/elle a racheté
  • nous avons racheté
  • vous avez racheté
  • ils/elles ont racheté

Voltooid verleden tijd

  • ik had losgekocht
  • jij had losgekocht
  • hij/zij/het had losgekocht
  • wij hadden losgekocht
  • jullie hadden losgekocht
  • zij hadden losgekocht

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais racheté
  • tu avais racheté
  • il/elle avait racheté
  • nous avions racheté
  • vous aviez racheté
  • ils/elles avaient racheté

Toekomende tijd I

  • ik zal loskopen
  • jij zult loskopen
  • hij/zij/het zal loskopen
  • wij zullen loskopen
  • jullie zullen loskopen
  • zij zullen loskopen

Indicatif futur

  • je rachèterai
  • tu rachèteras
  • il/elle rachètera
  • nous rachèterons
  • vous rachèterez
  • ils/elles rachèteront

Toekomende tijd II

  • ik zal losgekocht hebben
  • jij zult losgekocht hebben
  • hij/zij/het zal losgekocht hebben
  • wij zullen losgekocht hebben
  • jullie zullen losgekocht hebben
  • zij zullen losgekocht hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai racheté
  • tu auras racheté
  • il/elle aura racheté
  • nous aurons racheté
  • vous aurez racheté
  • ils/elles auront racheté

Conditionalis I

  • ik zou loskopen
  • jij zou loskopen
  • hij/zij/het zou loskopen
  • wij zouden loskopen
  • jullie zouden loskopen
  • zij zouden loskopen

Conditionnel présent

  • je rachèterais
  • tu rachèterais
  • il/elle rachèterait
  • nous rachèterions
  • vous rachèteriez
  • ils/elles rachèteraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben losgekocht
  • jij zou hebben losgekocht
  • hij/zij/het zou hebben losgekocht
  • wij zouden hebben losgekocht
  • jullie zouden hebben losgekocht
  • zij zouden hebben losgekocht

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais racheté
  • tu aurais racheté
  • il/elle aurait racheté
  • nous aurions racheté
  • vous auriez racheté
  • ils/elles auraient racheté

Imperatief

  • jij koop los
  • jullie koopt los

Impératif

  • tu rachète
  • vous rachetez