Vervoeging van manoeuvreren
Onbepaalde wijs (infinitief): manoeuvreren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik manoeuvreer
- jij manoeuvreert
- hij/zij/het manoeuvreert
- wij manoeuvreren
- jullie manoeuvreren
- zij manoeuvreren
Onvoltooid verleden tijd
- ik manoeuvreerde
- jij manoeuvreerde
- hij/zij/het manoeuvreerde
- wij manoeuvreerden
- jullie manoeuvreerden
- zij manoeuvreerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemanoeuvreerd
- jij hebt gemanoeuvreerd
- hij/zij/het heeft gemanoeuvreerd
- wij hebben gemanoeuvreerd
- jullie hebben gemanoeuvreerd
- zij hebben gemanoeuvreerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gemanoeuvreerd
- jij had gemanoeuvreerd
- hij/zij/het had gemanoeuvreerd
- wij hadden gemanoeuvreerd
- jullie hadden gemanoeuvreerd
- zij hadden gemanoeuvreerd
Toekomende tijd I
- ik zal manoeuvreren
- jij zult manoeuvreren
- hij/zij/het zal manoeuvreren
- wij zullen manoeuvreren
- jullie zullen manoeuvreren
- zij zullen manoeuvreren
Toekomende tijd II
- ik zal gemanoeuvreerd hebben
- jij zult gemanoeuvreerd hebben
- hij/zij/het zal gemanoeuvreerd hebben
- wij zullen gemanoeuvreerd hebben
- jullie zullen gemanoeuvreerd hebben
- zij zullen gemanoeuvreerd hebben
Conditionalis I
- ik zou manoeuvreren
- jij zou manoeuvreren
- hij/zij/het zou manoeuvreren
- wij zouden manoeuvreren
- jullie zouden manoeuvreren
- zij zouden manoeuvreren
Conditionalis II
- ik zou hebben gemanoeuvreerd
- jij zou hebben gemanoeuvreerd
- hij/zij/het zou hebben gemanoeuvreerd
- wij zouden hebben gemanoeuvreerd
- jullie zouden hebben gemanoeuvreerd
- zij zouden hebben gemanoeuvreerd
Imperatief
- jij manoeuvreer
- jullie manoeuvreert