Vervoeging van maskeren

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik masker
    • jij maskert
    • hij/zij/het maskert
    • wij maskeren
    • jullie maskeren
    • zij maskeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik maskerde
    • jij maskerde
    • hij/zij/het maskerde
    • wij maskerden
    • jullie maskerden
    • zij maskerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gemaskerd
    • jij hebt gemaskerd
    • hij/zij/het heeft gemaskerd
    • wij hebben gemaskerd
    • jullie hebben gemaskerd
    • zij hebben gemaskerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gemaskerd
    • jij had gemaskerd
    • hij/zij/het had gemaskerd
    • wij hadden gemaskerd
    • jullie hadden gemaskerd
    • zij hadden gemaskerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal maskeren
    • jij zult maskeren
    • hij/zij/het zal maskeren
    • wij zullen maskeren
    • jullie zullen maskeren
    • zij zullen maskeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gemaskerd hebben
    • jij zult gemaskerd hebben
    • hij/zij/het zal gemaskerd hebben
    • wij zullen gemaskerd hebben
    • jullie zullen gemaskerd hebben
    • zij zullen gemaskerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou maskeren
    • jij zou maskeren
    • hij/zij/het zou maskeren
    • wij zouden maskeren
    • jullie zouden maskeren
    • zij zouden maskeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gemaskerd
    • jij zou hebben gemaskerd
    • hij/zij/het zou hebben gemaskerd
    • wij zouden hebben gemaskerd
    • jullie zouden hebben gemaskerd
    • zij zouden hebben gemaskerd
  • Imperatief

    • jij masker
    • jullie maskert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van maskeren