Vervoeging van mededelen
Onbepaalde wijs (infinitief): mededelen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deel mede
- jij deelt mede
- hij/zij/het deelt mede
- wij delen mede
- jullie delen mede
- zij delen mede
Présent
- je communique
- tu communiques
- il/elle communique
- nous communiquons
- vous communiquez
- ils/elles communiquent
Onvoltooid verleden tijd
- ik deelde mede
- jij deelde mede
- hij/zij/het deelde mede
- wij deelden mede
- jullie deelden mede
- zij deelden mede
Indicatif imparfait
- je communiquais
- tu communiquais
- il/elle communiquait
- nous communiquions
- vous communiquiez
- ils/elles communiquaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb medegedeeld
- jij hebt medegedeeld
- hij/zij/het heeft medegedeeld
- wij hebben medegedeeld
- jullie hebben medegedeeld
- zij hebben medegedeeld
Indicatif passé composé
- j'ai communiqué
- tu as communiqué
- il/elle a communiqué
- nous avons communiqué
- vous avez communiqué
- ils/elles ont communiqué
Voltooid verleden tijd
- ik had medegedeeld
- jij had medegedeeld
- hij/zij/het had medegedeeld
- wij hadden medegedeeld
- jullie hadden medegedeeld
- zij hadden medegedeeld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais communiqué
- tu avais communiqué
- il/elle avait communiqué
- nous avions communiqué
- vous aviez communiqué
- ils/elles avaient communiqué
Toekomende tijd I
- ik zal mededelen
- jij zult mededelen
- hij/zij/het zal mededelen
- wij zullen mededelen
- jullie zullen mededelen
- zij zullen mededelen
Indicatif futur
- je communiquerai
- tu communiqueras
- il/elle communiquera
- nous communiquerons
- vous communiquerez
- ils/elles communiqueront
Toekomende tijd II
- ik zal medegedeeld hebben
- jij zult medegedeeld hebben
- hij/zij/het zal medegedeeld hebben
- wij zullen medegedeeld hebben
- jullie zullen medegedeeld hebben
- zij zullen medegedeeld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai communiqué
- tu auras communiqué
- il/elle aura communiqué
- nous aurons communiqué
- vous aurez communiqué
- ils/elles auront communiqué
Conditionalis I
- ik zou mededelen
- jij zou mededelen
- hij/zij/het zou mededelen
- wij zouden mededelen
- jullie zouden mededelen
- zij zouden mededelen
Conditionnel présent
- je communiquerais
- tu communiquerais
- il/elle communiquerait
- nous communiquerions
- vous communiqueriez
- ils/elles communiqueraient
Conditionalis II
- ik zou hebben medegedeeld
- jij zou hebben medegedeeld
- hij/zij/het zou hebben medegedeeld
- wij zouden hebben medegedeeld
- jullie zouden hebben medegedeeld
- zij zouden hebben medegedeeld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais communiqué
- tu aurais communiqué
- il/elle aurait communiqué
- nous aurions communiqué
- vous auriez communiqué
- ils/elles auraient communiqué
Imperatief
- jij deel mede
- jullie deelt mede
Impératif
- tu communique
- vous communiquez