Vervoeging van mijmeren
Onbepaalde wijs (infinitief): mijmeren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mijmer
- jij mijmert
- hij/zij/het mijmert
- wij mijmeren
- jullie mijmeren
- zij mijmeren
Présent
- je songe
- tu songes
- il/elle songe
- nous songeons
- vous songez
- ils/elles songent
Onvoltooid verleden tijd
- ik mijmerde
- jij mijmerde
- hij/zij/het mijmerde
- wij mijmerden
- jullie mijmerden
- zij mijmerden
Indicatif imparfait
- je songeais
- tu songeais
- il/elle songeait
- nous songions
- vous songiez
- ils/elles songeaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemijmerd
- jij hebt gemijmerd
- hij/zij/het heeft gemijmerd
- wij hebben gemijmerd
- jullie hebben gemijmerd
- zij hebben gemijmerd
Indicatif passé composé
- j'ai songé
- tu as songé
- il/elle a songé
- nous avons songé
- vous avez songé
- ils/elles ont songé
Voltooid verleden tijd
- ik had gemijmerd
- jij had gemijmerd
- hij/zij/het had gemijmerd
- wij hadden gemijmerd
- jullie hadden gemijmerd
- zij hadden gemijmerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais songé
- tu avais songé
- il/elle avait songé
- nous avions songé
- vous aviez songé
- ils/elles avaient songé
Toekomende tijd I
- ik zal mijmeren
- jij zult mijmeren
- hij/zij/het zal mijmeren
- wij zullen mijmeren
- jullie zullen mijmeren
- zij zullen mijmeren
Indicatif futur
- je songerai
- tu songeras
- il/elle songera
- nous songerons
- vous songerez
- ils/elles songeront
Toekomende tijd II
- ik zal gemijmerd hebben
- jij zult gemijmerd hebben
- hij/zij/het zal gemijmerd hebben
- wij zullen gemijmerd hebben
- jullie zullen gemijmerd hebben
- zij zullen gemijmerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai songé
- tu auras songé
- il/elle aura songé
- nous aurons songé
- vous aurez songé
- ils/elles auront songé
Conditionalis I
- ik zou mijmeren
- jij zou mijmeren
- hij/zij/het zou mijmeren
- wij zouden mijmeren
- jullie zouden mijmeren
- zij zouden mijmeren
Conditionnel présent
- je songerais
- tu songerais
- il/elle songerait
- nous songerions
- vous songeriez
- ils/elles songeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gemijmerd
- jij zou hebben gemijmerd
- hij/zij/het zou hebben gemijmerd
- wij zouden hebben gemijmerd
- jullie zouden hebben gemijmerd
- zij zouden hebben gemijmerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais songé
- tu aurais songé
- il/elle aurait songé
- nous aurions songé
- vous auriez songé
- ils/elles auraient songé
Imperatief
- jij mijmer
- jullie mijmert
Impératif
- tu songe
- vous songez