Vervoeging van mislukken
Onbepaalde wijs (infinitief): mislukken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik misluk
- jij mislukt
- hij/zij/het mislukt
- wij mislukken
- jullie mislukken
- zij mislukken
Présent
- j'avorte
- tu avortes
- il/elle avorte
- nous avortons
- vous avortez
- ils/elles avortent
Onvoltooid verleden tijd
- ik mislukte
- jij mislukte
- hij/zij/het mislukte
- wij mislukten
- jullie mislukten
- zij mislukten
Indicatif imparfait
- j'avortais
- tu avortais
- il/elle avortait
- nous avortions
- vous avortiez
- ils/elles avortaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben mislukt
- jij bent mislukt
- hij/zij/het is mislukt
- wij zijn mislukt
- jullie zijn mislukt
- zij zijn mislukt
Indicatif passé composé
- j'ai avorté
- tu as avorté
- il/elle a avorté
- nous avons avorté
- vous avez avorté
- ils/elles ont avorté
Voltooid verleden tijd
- ik was mislukt
- jij was mislukt
- hij/zij/het was mislukt
- wij waren mislukt
- jullie waren mislukt
- zij waren mislukt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais avorté
- tu avais avorté
- il/elle avait avorté
- nous avions avorté
- vous aviez avorté
- ils/elles avaient avorté
Toekomende tijd I
- ik zal mislukken
- jij zult mislukken
- hij/zij/het zal mislukken
- wij zullen mislukken
- jullie zullen mislukken
- zij zullen mislukken
Indicatif futur
- j'avorterai
- tu avorteras
- il/elle avortera
- nous avorterons
- vous avorterez
- ils/elles avorteront
Toekomende tijd II
- ik zal mislukt zijn
- jij zult mislukt zijn
- hij/zij/het zal mislukt zijn
- wij zullen mislukt zijn
- jullie zullen mislukt zijn
- zij zullen mislukt zijn
Indicatif futur antérieur
- j'aurai avorté
- tu auras avorté
- il/elle aura avorté
- nous aurons avorté
- vous aurez avorté
- ils/elles auront avorté
Conditionalis I
- ik zou mislukken
- jij zou mislukken
- hij/zij/het zou mislukken
- wij zouden mislukken
- jullie zouden mislukken
- zij zouden mislukken
Conditionnel présent
- j'avorterais
- tu avorterais
- il/elle avorterait
- nous avorterions
- vous avorteriez
- ils/elles avorteraient
Conditionalis II
- ik zou zijn mislukt
- jij zou zijn mislukt
- hij/zij/het zou zijn mislukt
- wij zouden zijn mislukt
- jullie zouden zijn mislukt
- zij zouden zijn mislukt
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais avorté
- tu aurais avorté
- il/elle aurait avorté
- nous aurions avorté
- vous auriez avorté
- ils/elles auraient avorté
Imperatief
- jij misluk
- jullie mislukt
Impératif
- tu avorte
- vous avortez