Vervoeging van morsen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mors
- jij morst
- hij/zij/het morst
- wij morsen
- jullie morsen
- zij morsen
Présent
- je renverse
- tu renverses
- il/elle renverse
- nous renversons
- vous renversez
- ils/elles renversent
Onvoltooid verleden tijd
- ik morste
- jij morste
- hij/zij/het morste
- wij morsten
- jullie morsten
- zij morsten
Indicatif imparfait
- je renversais
- tu renversais
- il/elle renversait
- nous renversions
- vous renversiez
- ils/elles renversaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemorst
- jij hebt gemorst
- hij/zij/het heeft gemorst
- wij hebben gemorst
- jullie hebben gemorst
- zij hebben gemorst
Indicatif passé composé
- j'ai renversé
- tu as renversé
- il/elle a renversé
- nous avons renversé
- vous avez renversé
- ils/elles ont renversé
Voltooid verleden tijd
- ik had gemorst
- jij had gemorst
- hij/zij/het had gemorst
- wij hadden gemorst
- jullie hadden gemorst
- zij hadden gemorst
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais renversé
- tu avais renversé
- il/elle avait renversé
- nous avions renversé
- vous aviez renversé
- ils/elles avaient renversé
Toekomende tijd I
- ik zal morsen
- jij zult morsen
- hij/zij/het zal morsen
- wij zullen morsen
- jullie zullen morsen
- zij zullen morsen
Indicatif futur
- je renverserai
- tu renverseras
- il/elle renversera
- nous renverserons
- vous renverserez
- ils/elles renverseront
Toekomende tijd II
- ik zal gemorst hebben
- jij zult gemorst hebben
- hij/zij/het zal gemorst hebben
- wij zullen gemorst hebben
- jullie zullen gemorst hebben
- zij zullen gemorst hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai renversé
- tu auras renversé
- il/elle aura renversé
- nous aurons renversé
- vous aurez renversé
- ils/elles auront renversé
Conditionalis I
- ik zou morsen
- jij zou morsen
- hij/zij/het zou morsen
- wij zouden morsen
- jullie zouden morsen
- zij zouden morsen
Conditionnel présent
- je renverserais
- tu renverserais
- il/elle renverserait
- nous renverserions
- vous renverseriez
- ils/elles renverseraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gemorst
- jij zou hebben gemorst
- hij/zij/het zou hebben gemorst
- wij zouden hebben gemorst
- jullie zouden hebben gemorst
- zij zouden hebben gemorst
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais renversé
- tu aurais renversé
- il/elle aurait renversé
- nous aurions renversé
- vous auriez renversé
- ils/elles auraient renversé
Imperatief
- jij mors
- jullie morst
Impératif
- tu renverse
- vous renversez