Vervoeging van negeren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik negeer
- jij negeert
- hij/zij/het negeert
- wij negeren
- jullie negeren
- zij negeren
Présent
- je boude
- tu boudes
- il/elle boude
- nous boudons
- vous boudez
- ils/elles boudent
Onvoltooid verleden tijd
- ik negeerde
- jij negeerde
- hij/zij/het negeerde
- wij negeerden
- jullie negeerden
- zij negeerden
Indicatif imparfait
- je boudais
- tu boudais
- il/elle boudait
- nous boudions
- vous boudiez
- ils/elles boudaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genegeerd
- jij hebt genegeerd
- hij/zij/het heeft genegeerd
- wij hebben genegeerd
- jullie hebben genegeerd
- zij hebben genegeerd
Indicatif passé composé
- j'ai boudé
- tu as boudé
- il/elle a boudé
- nous avons boudé
- vous avez boudé
- ils/elles ont boudé
Voltooid verleden tijd
- ik had genegeerd
- jij had genegeerd
- hij/zij/het had genegeerd
- wij hadden genegeerd
- jullie hadden genegeerd
- zij hadden genegeerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais boudé
- tu avais boudé
- il/elle avait boudé
- nous avions boudé
- vous aviez boudé
- ils/elles avaient boudé
Toekomende tijd I
- ik zal negeren
- jij zult negeren
- hij/zij/het zal negeren
- wij zullen negeren
- jullie zullen negeren
- zij zullen negeren
Indicatif futur
- je bouderai
- tu bouderas
- il/elle boudera
- nous bouderons
- vous bouderez
- ils/elles bouderont
Toekomende tijd II
- ik zal genegeerd hebben
- jij zult genegeerd hebben
- hij/zij/het zal genegeerd hebben
- wij zullen genegeerd hebben
- jullie zullen genegeerd hebben
- zij zullen genegeerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai boudé
- tu auras boudé
- il/elle aura boudé
- nous aurons boudé
- vous aurez boudé
- ils/elles auront boudé
Conditionalis I
- ik zou negeren
- jij zou negeren
- hij/zij/het zou negeren
- wij zouden negeren
- jullie zouden negeren
- zij zouden negeren
Conditionnel présent
- je bouderais
- tu bouderais
- il/elle bouderait
- nous bouderions
- vous bouderiez
- ils/elles bouderaient
Conditionalis II
- ik zou hebben genegeerd
- jij zou hebben genegeerd
- hij/zij/het zou hebben genegeerd
- wij zouden hebben genegeerd
- jullie zouden hebben genegeerd
- zij zouden hebben genegeerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais boudé
- tu aurais boudé
- il/elle aurait boudé
- nous aurions boudé
- vous auriez boudé
- ils/elles auraient boudé
Imperatief
- jij negeer
- jullie negeert
Impératif
- tu boude
- vous boudez