Vervoeging van negotiëren

Onbepaalde wijs (infinitief): negotiëren

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik negotieer
    • jij negotieert
    • hij/zij/het negotieert
    • wij negotiëren
    • jullie negotiëren
    • zij negotiëren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik negotieerde
    • jij negotieerde
    • hij/zij/het negotieerde
    • wij negotieerden
    • jullie negotieerden
    • zij negotieerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb genegotieerd
    • jij hebt genegotieerd
    • hij/zij/het heeft genegotieerd
    • wij hebben genegotieerd
    • jullie hebben genegotieerd
    • zij hebben genegotieerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had genegotieerd
    • jij had genegotieerd
    • hij/zij/het had genegotieerd
    • wij hadden genegotieerd
    • jullie hadden genegotieerd
    • zij hadden genegotieerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal negotiëren
    • jij zult negotiëren
    • hij/zij/het zal negotiëren
    • wij zullen negotiëren
    • jullie zullen negotiëren
    • zij zullen negotiëren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal genegotieerd hebben
    • jij zult genegotieerd hebben
    • hij/zij/het zal genegotieerd hebben
    • wij zullen genegotieerd hebben
    • jullie zullen genegotieerd hebben
    • zij zullen genegotieerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou negotiëren
    • jij zou negotiëren
    • hij/zij/het zou negotiëren
    • wij zouden negotiëren
    • jullie zouden negotiëren
    • zij zouden negotiëren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben genegotieerd
    • jij zou hebben genegotieerd
    • hij/zij/het zou hebben genegotieerd
    • wij zouden hebben genegotieerd
    • jullie zouden hebben genegotieerd
    • zij zouden hebben genegotieerd
  • Imperatief

    • jij negotieer
    • jullie negotieert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van negotiëren