Vervoeging van omvergooien
Onbepaalde wijs (infinitief): omvergooien
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gooi omver
- jij gooit omver
- hij/zij/het gooit omver
- wij gooien omver
- jullie gooien omver
- zij gooien omver
Présent
- je renverse
- tu renverses
- il/elle renverse
- nous renversons
- vous renversez
- ils/elles renversent
Onvoltooid verleden tijd
- ik gooide omver
- jij gooide omver
- hij/zij/het gooide omver
- wij gooiden omver
- jullie gooiden omver
- zij gooiden omver
Indicatif imparfait
- je renversais
- tu renversais
- il/elle renversait
- nous renversions
- vous renversiez
- ils/elles renversaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omvergegooid
- jij hebt omvergegooid
- hij/zij/het heeft omvergegooid
- wij hebben omvergegooid
- jullie hebben omvergegooid
- zij hebben omvergegooid
Indicatif passé composé
- j'ai renversé
- tu as renversé
- il/elle a renversé
- nous avons renversé
- vous avez renversé
- ils/elles ont renversé
Voltooid verleden tijd
- ik had omvergegooid
- jij had omvergegooid
- hij/zij/het had omvergegooid
- wij hadden omvergegooid
- jullie hadden omvergegooid
- zij hadden omvergegooid
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais renversé
- tu avais renversé
- il/elle avait renversé
- nous avions renversé
- vous aviez renversé
- ils/elles avaient renversé
Toekomende tijd I
- ik zal omvergooien
- jij zult omvergooien
- hij/zij/het zal omvergooien
- wij zullen omvergooien
- jullie zullen omvergooien
- zij zullen omvergooien
Indicatif futur
- je renverserai
- tu renverseras
- il/elle renversera
- nous renverserons
- vous renverserez
- ils/elles renverseront
Toekomende tijd II
- ik zal omvergegooid hebben
- jij zult omvergegooid hebben
- hij/zij/het zal omvergegooid hebben
- wij zullen omvergegooid hebben
- jullie zullen omvergegooid hebben
- zij zullen omvergegooid hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai renversé
- tu auras renversé
- il/elle aura renversé
- nous aurons renversé
- vous aurez renversé
- ils/elles auront renversé
Conditionalis I
- ik zou omvergooien
- jij zou omvergooien
- hij/zij/het zou omvergooien
- wij zouden omvergooien
- jullie zouden omvergooien
- zij zouden omvergooien
Conditionnel présent
- je renverserais
- tu renverserais
- il/elle renverserait
- nous renverserions
- vous renverseriez
- ils/elles renverseraient
Conditionalis II
- ik zou hebben omvergegooid
- jij zou hebben omvergegooid
- hij/zij/het zou hebben omvergegooid
- wij zouden hebben omvergegooid
- jullie zouden hebben omvergegooid
- zij zouden hebben omvergegooid
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais renversé
- tu aurais renversé
- il/elle aurait renversé
- nous aurions renversé
- vous auriez renversé
- ils/elles auraient renversé
Imperatief
- jij gooi omver
- jullie gooit omver
Impératif
- tu renverse
- vous renversez