Vervoeging van ontsluieren

Onbepaalde wijs (infinitief): ontsluieren

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontsluier
    • jij ontsluiert
    • hij/zij/het ontsluiert
    • wij ontsluieren
    • jullie ontsluieren
    • zij ontsluieren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontsluierde
    • jij ontsluierde
    • hij/zij/het ontsluierde
    • wij ontsluierden
    • jullie ontsluierden
    • zij ontsluierden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ontsluierd
    • jij hebt ontsluierd
    • hij/zij/het heeft ontsluierd
    • wij hebben ontsluierd
    • jullie hebben ontsluierd
    • zij hebben ontsluierd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ontsluierd
    • jij had ontsluierd
    • hij/zij/het had ontsluierd
    • wij hadden ontsluierd
    • jullie hadden ontsluierd
    • zij hadden ontsluierd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontsluieren
    • jij zult ontsluieren
    • hij/zij/het zal ontsluieren
    • wij zullen ontsluieren
    • jullie zullen ontsluieren
    • zij zullen ontsluieren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontsluierd hebben
    • jij zult ontsluierd hebben
    • hij/zij/het zal ontsluierd hebben
    • wij zullen ontsluierd hebben
    • jullie zullen ontsluierd hebben
    • zij zullen ontsluierd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ontsluieren
    • jij zou ontsluieren
    • hij/zij/het zou ontsluieren
    • wij zouden ontsluieren
    • jullie zouden ontsluieren
    • zij zouden ontsluieren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ontsluierd
    • jij zou hebben ontsluierd
    • hij/zij/het zou hebben ontsluierd
    • wij zouden hebben ontsluierd
    • jullie zouden hebben ontsluierd
    • zij zouden hebben ontsluierd
  • Imperatief

    • jij ontsluier
    • jullie ontsluiert