Vervoeging van opbergen
Onbepaalde wijs (infinitief): opbergen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik berg op
- jij bergt op
- hij/zij/het bergt op
- wij bergen op
- jullie bergen op
- zij bergen op
Présent
- je serre
- tu serres
- il/elle serre
- nous serrons
- vous serrez
- ils/elles serrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik borg op
- jij borg op
- hij/zij/het borg op
- wij borgen op
- jullie borgen op
- zij borgen op
Indicatif imparfait
- je serrais
- tu serrais
- il/elle serrait
- nous serrions
- vous serriez
- ils/elles serraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeborgen
- jij hebt opgeborgen
- hij/zij/het heeft opgeborgen
- wij hebben opgeborgen
- jullie hebben opgeborgen
- zij hebben opgeborgen
Indicatif passé composé
- j'ai serré
- tu as serré
- il/elle a serré
- nous avons serré
- vous avez serré
- ils/elles ont serré
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeborgen
- jij had opgeborgen
- hij/zij/het had opgeborgen
- wij hadden opgeborgen
- jullie hadden opgeborgen
- zij hadden opgeborgen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais serré
- tu avais serré
- il/elle avait serré
- nous avions serré
- vous aviez serré
- ils/elles avaient serré
Toekomende tijd I
- ik zal opbergen
- jij zult opbergen
- hij/zij/het zal opbergen
- wij zullen opbergen
- jullie zullen opbergen
- zij zullen opbergen
Indicatif futur
- je serrerai
- tu serreras
- il/elle serrera
- nous serrerons
- vous serrerez
- ils/elles serreront
Toekomende tijd II
- ik zal opgeborgen hebben
- jij zult opgeborgen hebben
- hij/zij/het zal opgeborgen hebben
- wij zullen opgeborgen hebben
- jullie zullen opgeborgen hebben
- zij zullen opgeborgen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai serré
- tu auras serré
- il/elle aura serré
- nous aurons serré
- vous aurez serré
- ils/elles auront serré
Conditionalis I
- ik zou opbergen
- jij zou opbergen
- hij/zij/het zou opbergen
- wij zouden opbergen
- jullie zouden opbergen
- zij zouden opbergen
Conditionnel présent
- je serrerais
- tu serrerais
- il/elle serrerait
- nous serrerions
- vous serreriez
- ils/elles serreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeborgen
- jij zou hebben opgeborgen
- hij/zij/het zou hebben opgeborgen
- wij zouden hebben opgeborgen
- jullie zouden hebben opgeborgen
- zij zouden hebben opgeborgen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais serré
- tu aurais serré
- il/elle aurait serré
- nous aurions serré
- vous auriez serré
- ils/elles auraient serré
Imperatief
- jij berg op
- jullie bergt op
Impératif
- tu serre
- vous serrez