Vervoeging van opknopen

Vertaling: suspendre

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik knoop op
  • jij knoopt op
  • hij/zij/het knoopt op
  • wij knopen op
  • jullie knopen op
  • zij knopen op

Présent

  • je suspends
  • tu suspends
  • il/elle suspend
  • nous suspendons
  • vous suspendez
  • ils/elles suspendent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik knoopte op
  • jij knoopte op
  • hij/zij/het knoopte op
  • wij knoopten op
  • jullie knoopten op
  • zij knoopten op

Indicatif imparfait

  • je suspendais
  • tu suspendais
  • il/elle suspendait
  • nous suspendions
  • vous suspendiez
  • ils/elles suspendaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgeknoopt
  • jij hebt opgeknoopt
  • hij/zij/het heeft opgeknoopt
  • wij hebben opgeknoopt
  • jullie hebben opgeknoopt
  • zij hebben opgeknoopt

Indicatif passé composé

  • j'ai suspendu
  • tu as suspendu
  • il/elle a suspendu
  • nous avons suspendu
  • vous avez suspendu
  • ils/elles ont suspendu

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgeknoopt
  • jij had opgeknoopt
  • hij/zij/het had opgeknoopt
  • wij hadden opgeknoopt
  • jullie hadden opgeknoopt
  • zij hadden opgeknoopt

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais suspendu
  • tu avais suspendu
  • il/elle avait suspendu
  • nous avions suspendu
  • vous aviez suspendu
  • ils/elles avaient suspendu

Toekomende tijd I

  • ik zal opknopen
  • jij zult opknopen
  • hij/zij/het zal opknopen
  • wij zullen opknopen
  • jullie zullen opknopen
  • zij zullen opknopen

Indicatif futur

  • je suspendrai
  • tu suspendras
  • il/elle suspendra
  • nous suspendrons
  • vous suspendrez
  • ils/elles suspendront

Toekomende tijd II

  • ik zal opgeknoopt hebben
  • jij zult opgeknoopt hebben
  • hij/zij/het zal opgeknoopt hebben
  • wij zullen opgeknoopt hebben
  • jullie zullen opgeknoopt hebben
  • zij zullen opgeknoopt hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai suspendu
  • tu auras suspendu
  • il/elle aura suspendu
  • nous aurons suspendu
  • vous aurez suspendu
  • ils/elles auront suspendu

Conditionalis I

  • ik zou opknopen
  • jij zou opknopen
  • hij/zij/het zou opknopen
  • wij zouden opknopen
  • jullie zouden opknopen
  • zij zouden opknopen

Conditionnel présent

  • je suspendrais
  • tu suspendrais
  • il/elle suspendrait
  • nous suspendrions
  • vous suspendriez
  • ils/elles suspendraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgeknoopt
  • jij zou hebben opgeknoopt
  • hij/zij/het zou hebben opgeknoopt
  • wij zouden hebben opgeknoopt
  • jullie zouden hebben opgeknoopt
  • zij zouden hebben opgeknoopt

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais suspendu
  • tu aurais suspendu
  • il/elle aurait suspendu
  • nous aurions suspendu
  • vous auriez suspendu
  • ils/elles auraient suspendu

Imperatief

  • jij knoop op
  • jullie knoopt op

Impératif

  • tu suspends
  • vous suspendez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opknopen