Vervoeging van opmieteren

Onbepaalde wijs (infinitief): opmieteren

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik mieter op
    • jij mietert op
    • hij/zij/het mietert op
    • wij mieteren op
    • jullie mieteren op
    • zij mieteren op
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik mieterde op
    • jij mieterde op
    • hij/zij/het mieterde op
    • wij mieterden op
    • jullie mieterden op
    • zij mieterden op
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opgemieterd
    • jij hebt opgemieterd
    • hij/zij/het heeft opgemieterd
    • wij hebben opgemieterd
    • jullie hebben opgemieterd
    • zij hebben opgemieterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opgemieterd
    • jij had opgemieterd
    • hij/zij/het had opgemieterd
    • wij hadden opgemieterd
    • jullie hadden opgemieterd
    • zij hadden opgemieterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opmieteren
    • jij zult opmieteren
    • hij/zij/het zal opmieteren
    • wij zullen opmieteren
    • jullie zullen opmieteren
    • zij zullen opmieteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opgemieterd hebben
    • jij zult opgemieterd hebben
    • hij/zij/het zal opgemieterd hebben
    • wij zullen opgemieterd hebben
    • jullie zullen opgemieterd hebben
    • zij zullen opgemieterd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opmieteren
    • jij zou opmieteren
    • hij/zij/het zou opmieteren
    • wij zouden opmieteren
    • jullie zouden opmieteren
    • zij zouden opmieteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opgemieterd
    • jij zou hebben opgemieterd
    • hij/zij/het zou hebben opgemieterd
    • wij zouden hebben opgemieterd
    • jullie zouden hebben opgemieterd
    • zij zouden hebben opgemieterd
  • Imperatief

    • jij mieter op
    • jullie mietert op

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opmieteren