Vervoeging van opsjorren
Onbepaalde wijs (infinitief): opsjorren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sjor op
- jij sjort op
- hij/zij/het sjort op
- wij sjorren op
- jullie sjorren op
- zij sjorren op
Onvoltooid verleden tijd
- ik sjorde op
- jij sjorde op
- hij/zij/het sjorde op
- wij sjorden op
- jullie sjorden op
- zij sjorden op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgesjord
- jij hebt opgesjord
- hij/zij/het heeft opgesjord
- wij hebben opgesjord
- jullie hebben opgesjord
- zij hebben opgesjord
Voltooid verleden tijd
- ik had opgesjord
- jij had opgesjord
- hij/zij/het had opgesjord
- wij hadden opgesjord
- jullie hadden opgesjord
- zij hadden opgesjord
Toekomende tijd I
- ik zal opsjorren
- jij zult opsjorren
- hij/zij/het zal opsjorren
- wij zullen opsjorren
- jullie zullen opsjorren
- zij zullen opsjorren
Toekomende tijd II
- ik zal opgesjord hebben
- jij zult opgesjord hebben
- hij/zij/het zal opgesjord hebben
- wij zullen opgesjord hebben
- jullie zullen opgesjord hebben
- zij zullen opgesjord hebben
Conditionalis I
- ik zou opsjorren
- jij zou opsjorren
- hij/zij/het zou opsjorren
- wij zouden opsjorren
- jullie zouden opsjorren
- zij zouden opsjorren
Conditionalis II
- ik zou hebben opgesjord
- jij zou hebben opgesjord
- hij/zij/het zou hebben opgesjord
- wij zouden hebben opgesjord
- jullie zouden hebben opgesjord
- zij zouden hebben opgesjord
Imperatief
- jij sjor op
- jullie sjort op