Vervoeging van opslokken
Onbepaalde wijs (infinitief): opslokken
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik slok op
- jij slokt op
- hij/zij/het slokt op
- wij slokken op
- jullie slokken op
- zij slokken op
Onvoltooid verleden tijd
- ik slokte op
- jij slokte op
- hij/zij/het slokte op
- wij slokten op
- jullie slokten op
- zij slokten op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeslokt
- jij hebt opgeslokt
- hij/zij/het heeft opgeslokt
- wij hebben opgeslokt
- jullie hebben opgeslokt
- zij hebben opgeslokt
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeslokt
- jij had opgeslokt
- hij/zij/het had opgeslokt
- wij hadden opgeslokt
- jullie hadden opgeslokt
- zij hadden opgeslokt
Toekomende tijd I
- ik zal opslokken
- jij zult opslokken
- hij/zij/het zal opslokken
- wij zullen opslokken
- jullie zullen opslokken
- zij zullen opslokken
Toekomende tijd II
- ik zal opgeslokt hebben
- jij zult opgeslokt hebben
- hij/zij/het zal opgeslokt hebben
- wij zullen opgeslokt hebben
- jullie zullen opgeslokt hebben
- zij zullen opgeslokt hebben
Conditionalis I
- ik zou opslokken
- jij zou opslokken
- hij/zij/het zou opslokken
- wij zouden opslokken
- jullie zouden opslokken
- zij zouden opslokken
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeslokt
- jij zou hebben opgeslokt
- hij/zij/het zou hebben opgeslokt
- wij zouden hebben opgeslokt
- jullie zouden hebben opgeslokt
- zij zouden hebben opgeslokt
Imperatief
- jij slok op
- jullie slokt op