Vervoeging van opvoeden
Onbepaalde wijs (infinitief): opvoeden
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik voed op
- jij voedt op
- hij/zij/het voedt op
- wij voeden op
- jullie voeden op
- zij voeden op
Présent
- je éduque
- tu éduques
- il/elle éduque
- nous éduquons
- vous éduquez
- ils/elles éduquent
Onvoltooid verleden tijd
- ik voedde op
- jij voedde op
- hij/zij/het voedde op
- wij voedden op
- jullie voedden op
- zij voedden op
Indicatif imparfait
- je éduquais
- tu éduquais
- il/elle éduquait
- nous éduquions
- vous éduquiez
- ils/elles éduquaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgevoed
- jij hebt opgevoed
- hij/zij/het heeft opgevoed
- wij hebben opgevoed
- jullie hebben opgevoed
- zij hebben opgevoed
Indicatif passé composé
- j'ai éduqué
- tu as éduqué
- il/elle a éduqué
- nous avons éduqué
- vous avez éduqué
- ils/elles ont éduqué
Voltooid verleden tijd
- ik had opgevoed
- jij had opgevoed
- hij/zij/het had opgevoed
- wij hadden opgevoed
- jullie hadden opgevoed
- zij hadden opgevoed
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais éduqué
- tu avais éduqué
- il/elle avait éduqué
- nous avions éduqué
- vous aviez éduqué
- ils/elles avaient éduqué
Toekomende tijd I
- ik zal opvoeden
- jij zult opvoeden
- hij/zij/het zal opvoeden
- wij zullen opvoeden
- jullie zullen opvoeden
- zij zullen opvoeden
Indicatif futur
- je éduquerai
- tu éduqueras
- il/elle éduquera
- nous éduquerons
- vous éduquerez
- ils/elles éduqueront
Toekomende tijd II
- ik zal opgevoed hebben
- jij zult opgevoed hebben
- hij/zij/het zal opgevoed hebben
- wij zullen opgevoed hebben
- jullie zullen opgevoed hebben
- zij zullen opgevoed hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai éduqué
- tu auras éduqué
- il/elle aura éduqué
- nous aurons éduqué
- vous aurez éduqué
- ils/elles auront éduqué
Conditionalis I
- ik zou opvoeden
- jij zou opvoeden
- hij/zij/het zou opvoeden
- wij zouden opvoeden
- jullie zouden opvoeden
- zij zouden opvoeden
Conditionnel présent
- je éduquerais
- tu éduquerais
- il/elle éduquerait
- nous éduquerions
- vous éduqueriez
- ils/elles éduqueraient
Conditionalis II
- ik zou hebben opgevoed
- jij zou hebben opgevoed
- hij/zij/het zou hebben opgevoed
- wij zouden hebben opgevoed
- jullie zouden hebben opgevoed
- zij zouden hebben opgevoed
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais éduqué
- tu aurais éduqué
- il/elle aurait éduqué
- nous aurions éduqué
- vous auriez éduqué
- ils/elles auraient éduqué
Imperatief
- jij voed op
- jullie voedt op
Impératif
- tu éduque
- vous éduquez