Vervoeging van opzien
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zie op
- jij ziet op
- hij/zij/het ziet op
- wij zien op
- jullie zien op
- zij zien op
Présent
- j'admire
- tu admires
- il/elle admire
- nous admirons
- vous admirez
- ils/elles admirent
Onvoltooid verleden tijd
- ik zag op
- jij zag op
- hij/zij/het zag op
- wij zagen op
- jullie zagen op
- zij zagen op
Indicatif imparfait
- j'admirais
- tu admirais
- il/elle admirait
- nous admirions
- vous admiriez
- ils/elles admiraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgezien
- jij hebt opgezien
- hij/zij/het heeft opgezien
- wij hebben opgezien
- jullie hebben opgezien
- zij hebben opgezien
Indicatif passé composé
- j'ai admiré
- tu as admiré
- il/elle a admiré
- nous avons admiré
- vous avez admiré
- ils/elles ont admiré
Voltooid verleden tijd
- ik had opgezien
- jij had opgezien
- hij/zij/het had opgezien
- wij hadden opgezien
- jullie hadden opgezien
- zij hadden opgezien
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais admiré
- tu avais admiré
- il/elle avait admiré
- nous avions admiré
- vous aviez admiré
- ils/elles avaient admiré
Toekomende tijd I
- ik zal opzien
- jij zult opzien
- hij/zij/het zal opzien
- wij zullen opzien
- jullie zullen opzien
- zij zullen opzien
Indicatif futur
- j'admirerai
- tu admireras
- il/elle admirera
- nous admirerons
- vous admirerez
- ils/elles admireront
Toekomende tijd II
- ik zal opgezien hebben
- jij zult opgezien hebben
- hij/zij/het zal opgezien hebben
- wij zullen opgezien hebben
- jullie zullen opgezien hebben
- zij zullen opgezien hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai admiré
- tu auras admiré
- il/elle aura admiré
- nous aurons admiré
- vous aurez admiré
- ils/elles auront admiré
Conditionalis I
- ik zou opzien
- jij zou opzien
- hij/zij/het zou opzien
- wij zouden opzien
- jullie zouden opzien
- zij zouden opzien
Conditionnel présent
- j'admirerais
- tu admirerais
- il/elle admirerait
- nous admirerions
- vous admireriez
- ils/elles admireraient
Conditionalis II
- ik zou hebben opgezien
- jij zou hebben opgezien
- hij/zij/het zou hebben opgezien
- wij zouden hebben opgezien
- jullie zouden hebben opgezien
- zij zouden hebben opgezien
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais admiré
- tu aurais admiré
- il/elle aurait admiré
- nous aurions admiré
- vous auriez admiré
- ils/elles auraient admiré
Imperatief
- jij zie op
- jullie ziet op
Impératif
- tu admire
- vous admirez