Vervoeging van overbelasten
Onbepaalde wijs (infinitief): overbelasten
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overbelast
- jij overbelast
- hij/zij/het overbelast
- wij overbelasten
- jullie overbelasten
- zij overbelasten
Présent
- j'accable
- tu accables
- il/elle accable
- nous accablons
- vous accablez
- ils/elles accablent
Onvoltooid verleden tijd
- ik overbelastte
- jij overbelastte
- hij/zij/het overbelastte
- wij overbelastten
- jullie overbelastten
- zij overbelastten
Indicatif imparfait
- j'accablais
- tu accablais
- il/elle accablait
- nous accablions
- vous accabliez
- ils/elles accablaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overbelast
- jij hebt overbelast
- hij/zij/het heeft overbelast
- wij hebben overbelast
- jullie hebben overbelast
- zij hebben overbelast
Indicatif passé composé
- j'ai accablé
- tu as accablé
- il/elle a accablé
- nous avons accablé
- vous avez accablé
- ils/elles ont accablé
Voltooid verleden tijd
- ik had overbelast
- jij had overbelast
- hij/zij/het had overbelast
- wij hadden overbelast
- jullie hadden overbelast
- zij hadden overbelast
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais accablé
- tu avais accablé
- il/elle avait accablé
- nous avions accablé
- vous aviez accablé
- ils/elles avaient accablé
Toekomende tijd I
- ik zal overbelasten
- jij zult overbelasten
- hij/zij/het zal overbelasten
- wij zullen overbelasten
- jullie zullen overbelasten
- zij zullen overbelasten
Indicatif futur
- j'accablerai
- tu accableras
- il/elle accablera
- nous accablerons
- vous accablerez
- ils/elles accableront
Toekomende tijd II
- ik zal overbelast hebben
- jij zult overbelast hebben
- hij/zij/het zal overbelast hebben
- wij zullen overbelast hebben
- jullie zullen overbelast hebben
- zij zullen overbelast hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai accablé
- tu auras accablé
- il/elle aura accablé
- nous aurons accablé
- vous aurez accablé
- ils/elles auront accablé
Conditionalis I
- ik zou overbelasten
- jij zou overbelasten
- hij/zij/het zou overbelasten
- wij zouden overbelasten
- jullie zouden overbelasten
- zij zouden overbelasten
Conditionnel présent
- j'accablerais
- tu accablerais
- il/elle accablerait
- nous accablerions
- vous accableriez
- ils/elles accableraient
Conditionalis II
- ik zou hebben overbelast
- jij zou hebben overbelast
- hij/zij/het zou hebben overbelast
- wij zouden hebben overbelast
- jullie zouden hebben overbelast
- zij zouden hebben overbelast
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais accablé
- tu aurais accablé
- il/elle aurait accablé
- nous aurions accablé
- vous auriez accablé
- ils/elles auraient accablé
Imperatief
- jij overbelast
- jullie overbelast
Impératif
- tu accable
- vous accablez