Vervoeging van pachten

Vertaling: affermer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik pacht
  • jij pacht
  • hij/zij/het pacht
  • wij pachten
  • jullie pachten
  • zij pachten

Présent

  • j'afferme
  • tu affermes
  • il/elle afferme
  • nous affermons
  • vous affermez
  • ils/elles afferment

Onvoltooid verleden tijd

  • ik pachtte
  • jij pachtte
  • hij/zij/het pachtte
  • wij pachtten
  • jullie pachtten
  • zij pachtten

Indicatif imparfait

  • j'affermais
  • tu affermais
  • il/elle affermait
  • nous affermions
  • vous affermiez
  • ils/elles affermaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepacht
  • jij hebt gepacht
  • hij/zij/het heeft gepacht
  • wij hebben gepacht
  • jullie hebben gepacht
  • zij hebben gepacht

Indicatif passé composé

  • j'ai affermé
  • tu as affermé
  • il/elle a affermé
  • nous avons affermé
  • vous avez affermé
  • ils/elles ont affermé

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepacht
  • jij had gepacht
  • hij/zij/het had gepacht
  • wij hadden gepacht
  • jullie hadden gepacht
  • zij hadden gepacht

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais affermé
  • tu avais affermé
  • il/elle avait affermé
  • nous avions affermé
  • vous aviez affermé
  • ils/elles avaient affermé

Toekomende tijd I

  • ik zal pachten
  • jij zult pachten
  • hij/zij/het zal pachten
  • wij zullen pachten
  • jullie zullen pachten
  • zij zullen pachten

Indicatif futur

  • j'affermerai
  • tu affermeras
  • il/elle affermera
  • nous affermerons
  • vous affermerez
  • ils/elles affermeront

Toekomende tijd II

  • ik zal gepacht hebben
  • jij zult gepacht hebben
  • hij/zij/het zal gepacht hebben
  • wij zullen gepacht hebben
  • jullie zullen gepacht hebben
  • zij zullen gepacht hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai affermé
  • tu auras affermé
  • il/elle aura affermé
  • nous aurons affermé
  • vous aurez affermé
  • ils/elles auront affermé

Conditionalis I

  • ik zou pachten
  • jij zou pachten
  • hij/zij/het zou pachten
  • wij zouden pachten
  • jullie zouden pachten
  • zij zouden pachten

Conditionnel présent

  • j'affermerais
  • tu affermerais
  • il/elle affermerait
  • nous affermerions
  • vous affermeriez
  • ils/elles affermeraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepacht
  • jij zou hebben gepacht
  • hij/zij/het zou hebben gepacht
  • wij zouden hebben gepacht
  • jullie zouden hebben gepacht
  • zij zouden hebben gepacht

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais affermé
  • tu aurais affermé
  • il/elle aurait affermé
  • nous aurions affermé
  • vous auriez affermé
  • ils/elles auraient affermé

Imperatief

  • jij pacht
  • jullie pacht

Impératif

  • tu afferme
  • vous affermez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van pachten