Vervoeging van pinceren
Onbepaalde wijs (infinitief): pinceren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pinceer
- jij pinceert
- hij/zij/het pinceert
- wij pinceren
- jullie pinceren
- zij pinceren
Onvoltooid verleden tijd
- ik pinceerde
- jij pinceerde
- hij/zij/het pinceerde
- wij pinceerden
- jullie pinceerden
- zij pinceerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepinceerd
- jij hebt gepinceerd
- hij/zij/het heeft gepinceerd
- wij hebben gepinceerd
- jullie hebben gepinceerd
- zij hebben gepinceerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gepinceerd
- jij had gepinceerd
- hij/zij/het had gepinceerd
- wij hadden gepinceerd
- jullie hadden gepinceerd
- zij hadden gepinceerd
Toekomende tijd I
- ik zal pinceren
- jij zult pinceren
- hij/zij/het zal pinceren
- wij zullen pinceren
- jullie zullen pinceren
- zij zullen pinceren
Toekomende tijd II
- ik zal gepinceerd hebben
- jij zult gepinceerd hebben
- hij/zij/het zal gepinceerd hebben
- wij zullen gepinceerd hebben
- jullie zullen gepinceerd hebben
- zij zullen gepinceerd hebben
Conditionalis I
- ik zou pinceren
- jij zou pinceren
- hij/zij/het zou pinceren
- wij zouden pinceren
- jullie zouden pinceren
- zij zouden pinceren
Conditionalis II
- ik zou hebben gepinceerd
- jij zou hebben gepinceerd
- hij/zij/het zou hebben gepinceerd
- wij zouden hebben gepinceerd
- jullie zouden hebben gepinceerd
- zij zouden hebben gepinceerd
Imperatief
- jij pinceer
- jullie pinceert