Vervoeging van poekelen
Onbepaalde wijs (infinitief): poekelen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik poekel
- jij poekelt
- hij/zij/het poekelt
- wij poekelen
- jullie poekelen
- zij poekelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik poekelde
- jij poekelde
- hij/zij/het poekelde
- wij poekelden
- jullie poekelden
- zij poekelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepoekeld
- jij hebt gepoekeld
- hij/zij/het heeft gepoekeld
- wij hebben gepoekeld
- jullie hebben gepoekeld
- zij hebben gepoekeld
Voltooid verleden tijd
- ik had gepoekeld
- jij had gepoekeld
- hij/zij/het had gepoekeld
- wij hadden gepoekeld
- jullie hadden gepoekeld
- zij hadden gepoekeld
Toekomende tijd I
- ik zal poekelen
- jij zult poekelen
- hij/zij/het zal poekelen
- wij zullen poekelen
- jullie zullen poekelen
- zij zullen poekelen
Toekomende tijd II
- ik zal gepoekeld hebben
- jij zult gepoekeld hebben
- hij/zij/het zal gepoekeld hebben
- wij zullen gepoekeld hebben
- jullie zullen gepoekeld hebben
- zij zullen gepoekeld hebben
Conditionalis I
- ik zou poekelen
- jij zou poekelen
- hij/zij/het zou poekelen
- wij zouden poekelen
- jullie zouden poekelen
- zij zouden poekelen
Conditionalis II
- ik zou hebben gepoekeld
- jij zou hebben gepoekeld
- hij/zij/het zou hebben gepoekeld
- wij zouden hebben gepoekeld
- jullie zouden hebben gepoekeld
- zij zouden hebben gepoekeld
Imperatief
- jij poekel
- jullie poekelt