Vervoeging van raadplegen
Onbepaalde wijs (infinitief): raadplegen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raadpleeg
- jij raadpleegt
- hij/zij/het raadpleegt
- wij raadplegen
- jullie raadplegen
- zij raadplegen
Présent
- je consulte
- tu consultes
- il/elle consulte
- nous consultons
- vous consultez
- ils/elles consultent
Onvoltooid verleden tijd
- ik raadpleegde
- jij raadpleegde
- hij/zij/het raadpleegde
- wij raadpleegden
- jullie raadpleegden
- zij raadpleegden
Indicatif imparfait
- je consultais
- tu consultais
- il/elle consultait
- nous consultions
- vous consultiez
- ils/elles consultaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geraadpleegd
- jij hebt geraadpleegd
- hij/zij/het heeft geraadpleegd
- wij hebben geraadpleegd
- jullie hebben geraadpleegd
- zij hebben geraadpleegd
Indicatif passé composé
- j'ai consulté
- tu as consulté
- il/elle a consulté
- nous avons consulté
- vous avez consulté
- ils/elles ont consulté
Voltooid verleden tijd
- ik had geraadpleegd
- jij had geraadpleegd
- hij/zij/het had geraadpleegd
- wij hadden geraadpleegd
- jullie hadden geraadpleegd
- zij hadden geraadpleegd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais consulté
- tu avais consulté
- il/elle avait consulté
- nous avions consulté
- vous aviez consulté
- ils/elles avaient consulté
Toekomende tijd I
- ik zal raadplegen
- jij zult raadplegen
- hij/zij/het zal raadplegen
- wij zullen raadplegen
- jullie zullen raadplegen
- zij zullen raadplegen
Indicatif futur
- je consulterai
- tu consulteras
- il/elle consultera
- nous consulterons
- vous consulterez
- ils/elles consulteront
Toekomende tijd II
- ik zal geraadpleegd hebben
- jij zult geraadpleegd hebben
- hij/zij/het zal geraadpleegd hebben
- wij zullen geraadpleegd hebben
- jullie zullen geraadpleegd hebben
- zij zullen geraadpleegd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai consulté
- tu auras consulté
- il/elle aura consulté
- nous aurons consulté
- vous aurez consulté
- ils/elles auront consulté
Conditionalis I
- ik zou raadplegen
- jij zou raadplegen
- hij/zij/het zou raadplegen
- wij zouden raadplegen
- jullie zouden raadplegen
- zij zouden raadplegen
Conditionnel présent
- je consulterais
- tu consulterais
- il/elle consulterait
- nous consulterions
- vous consulteriez
- ils/elles consulteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geraadpleegd
- jij zou hebben geraadpleegd
- hij/zij/het zou hebben geraadpleegd
- wij zouden hebben geraadpleegd
- jullie zouden hebben geraadpleegd
- zij zouden hebben geraadpleegd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais consulté
- tu aurais consulté
- il/elle aurait consulté
- nous aurions consulté
- vous auriez consulté
- ils/elles auraient consulté
Imperatief
- jij raadpleeg
- jullie raadpleegt
Impératif
- tu consulte
- vous consultez