Vervoeging van raden
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raad
- jij raadt
- hij/zij/het raadt
- wij raden
- jullie raden
- zij raden
Présent
- je devine
- tu devines
- il/elle devine
- nous devinons
- vous devinez
- ils/elles devinent
Onvoltooid verleden tijd
- ik ried
- jij ried
- hij/zij/het ried
- wij rieden
- jullie rieden
- zij rieden
Indicatif imparfait
- je devinais
- tu devinais
- il/elle devinait
- nous devinions
- vous deviniez
- ils/elles devinaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geraden
- jij hebt geraden
- hij/zij/het heeft geraden
- wij hebben geraden
- jullie hebben geraden
- zij hebben geraden
Indicatif passé composé
- j'ai deviné
- tu as deviné
- il/elle a deviné
- nous avons deviné
- vous avez deviné
- ils/elles ont deviné
Voltooid verleden tijd
- ik had geraden
- jij had geraden
- hij/zij/het had geraden
- wij hadden geraden
- jullie hadden geraden
- zij hadden geraden
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais deviné
- tu avais deviné
- il/elle avait deviné
- nous avions deviné
- vous aviez deviné
- ils/elles avaient deviné
Toekomende tijd I
- ik zal raden
- jij zult raden
- hij/zij/het zal raden
- wij zullen raden
- jullie zullen raden
- zij zullen raden
Indicatif futur
- je devinerai
- tu devineras
- il/elle devinera
- nous devinerons
- vous devinerez
- ils/elles devineront
Toekomende tijd II
- ik zal geraden hebben
- jij zult geraden hebben
- hij/zij/het zal geraden hebben
- wij zullen geraden hebben
- jullie zullen geraden hebben
- zij zullen geraden hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai deviné
- tu auras deviné
- il/elle aura deviné
- nous aurons deviné
- vous aurez deviné
- ils/elles auront deviné
Conditionalis I
- ik zou raden
- jij zou raden
- hij/zij/het zou raden
- wij zouden raden
- jullie zouden raden
- zij zouden raden
Conditionnel présent
- je devinerais
- tu devinerais
- il/elle devinerait
- nous devinerions
- vous devineriez
- ils/elles devineraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geraden
- jij zou hebben geraden
- hij/zij/het zou hebben geraden
- wij zouden hebben geraden
- jullie zouden hebben geraden
- zij zouden hebben geraden
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais deviné
- tu aurais deviné
- il/elle aurait deviné
- nous aurions deviné
- vous auriez deviné
- ils/elles auraient deviné
Imperatief
- jij raad
- jullie raadt
Impératif
- tu devine
- vous devinez