Vervoeging van rouwen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rouw
- jij rouwt
- hij/zij/het rouwt
- wij rouwen
- jullie rouwen
- zij rouwen
Onvoltooid verleden tijd
- ik rouwde
- jij rouwde
- hij/zij/het rouwde
- wij rouwden
- jullie rouwden
- zij rouwden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerouwd
- jij hebt gerouwd
- hij/zij/het heeft gerouwd
- wij hebben gerouwd
- jullie hebben gerouwd
- zij hebben gerouwd
Voltooid verleden tijd
- ik had gerouwd
- jij had gerouwd
- hij/zij/het had gerouwd
- wij hadden gerouwd
- jullie hadden gerouwd
- zij hadden gerouwd
Toekomende tijd I
- ik zal rouwen
- jij zult rouwen
- hij/zij/het zal rouwen
- wij zullen rouwen
- jullie zullen rouwen
- zij zullen rouwen
Toekomende tijd II
- ik zal gerouwd hebben
- jij zult gerouwd hebben
- hij/zij/het zal gerouwd hebben
- wij zullen gerouwd hebben
- jullie zullen gerouwd hebben
- zij zullen gerouwd hebben
Conditionalis I
- ik zou rouwen
- jij zou rouwen
- hij/zij/het zou rouwen
- wij zouden rouwen
- jullie zouden rouwen
- zij zouden rouwen
Conditionalis II
- ik zou hebben gerouwd
- jij zou hebben gerouwd
- hij/zij/het zou hebben gerouwd
- wij zouden hebben gerouwd
- jullie zouden hebben gerouwd
- zij zouden hebben gerouwd
Imperatief
- jij rouw
- jullie rouwt