Vervoeging van saneren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik saneer
  • jij saneert
  • hij/zij/het saneert
  • wij saneren
  • jullie saneren
  • zij saneren

Présent

  • je relève
  • tu relèves
  • il/elle relève
  • nous relevons
  • vous relevez
  • ils/elles relèvent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik saneerde
  • jij saneerde
  • hij/zij/het saneerde
  • wij saneerden
  • jullie saneerden
  • zij saneerden

Indicatif imparfait

  • je relevais
  • tu relevais
  • il/elle relevait
  • nous relevions
  • vous releviez
  • ils/elles relevaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesaneerd
  • jij hebt gesaneerd
  • hij/zij/het heeft gesaneerd
  • wij hebben gesaneerd
  • jullie hebben gesaneerd
  • zij hebben gesaneerd

Indicatif passé composé

  • j'ai relevé
  • tu as relevé
  • il/elle a relevé
  • nous avons relevé
  • vous avez relevé
  • ils/elles ont relevé

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesaneerd
  • jij had gesaneerd
  • hij/zij/het had gesaneerd
  • wij hadden gesaneerd
  • jullie hadden gesaneerd
  • zij hadden gesaneerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais relevé
  • tu avais relevé
  • il/elle avait relevé
  • nous avions relevé
  • vous aviez relevé
  • ils/elles avaient relevé

Toekomende tijd I

  • ik zal saneren
  • jij zult saneren
  • hij/zij/het zal saneren
  • wij zullen saneren
  • jullie zullen saneren
  • zij zullen saneren

Indicatif futur

  • je relèverai
  • tu relèveras
  • il/elle relèvera
  • nous relèverons
  • vous relèverez
  • ils/elles relèveront

Toekomende tijd II

  • ik zal gesaneerd hebben
  • jij zult gesaneerd hebben
  • hij/zij/het zal gesaneerd hebben
  • wij zullen gesaneerd hebben
  • jullie zullen gesaneerd hebben
  • zij zullen gesaneerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai relevé
  • tu auras relevé
  • il/elle aura relevé
  • nous aurons relevé
  • vous aurez relevé
  • ils/elles auront relevé

Conditionalis I

  • ik zou saneren
  • jij zou saneren
  • hij/zij/het zou saneren
  • wij zouden saneren
  • jullie zouden saneren
  • zij zouden saneren

Conditionnel présent

  • je relèverais
  • tu relèverais
  • il/elle relèverait
  • nous relèverions
  • vous relèveriez
  • ils/elles relèveraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesaneerd
  • jij zou hebben gesaneerd
  • hij/zij/het zou hebben gesaneerd
  • wij zouden hebben gesaneerd
  • jullie zouden hebben gesaneerd
  • zij zouden hebben gesaneerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais relevé
  • tu aurais relevé
  • il/elle aurait relevé
  • nous aurions relevé
  • vous auriez relevé
  • ils/elles auraient relevé

Imperatief

  • jij saneer
  • jullie saneert

Impératif

  • tu relève
  • vous relevez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van saneren