Vervoeging van schenken
Onbepaalde wijs (infinitief): schenken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schenk
- jij schenkt
- hij/zij/het schenkt
- wij schenken
- jullie schenken
- zij schenken
Présent
- je verse
- tu verses
- il/elle verse
- nous versons
- vous versez
- ils/elles versent
Onvoltooid verleden tijd
- ik schonk
- jij schonk
- hij/zij/het schonk
- wij schonken
- jullie schonken
- zij schonken
Indicatif imparfait
- je versais
- tu versais
- il/elle versait
- nous versions
- vous versiez
- ils/elles versaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschonken
- jij hebt geschonken
- hij/zij/het heeft geschonken
- wij hebben geschonken
- jullie hebben geschonken
- zij hebben geschonken
Indicatif passé composé
- j'ai versé
- tu as versé
- il/elle a versé
- nous avons versé
- vous avez versé
- ils/elles ont versé
Voltooid verleden tijd
- ik had geschonken
- jij had geschonken
- hij/zij/het had geschonken
- wij hadden geschonken
- jullie hadden geschonken
- zij hadden geschonken
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais versé
- tu avais versé
- il/elle avait versé
- nous avions versé
- vous aviez versé
- ils/elles avaient versé
Toekomende tijd I
- ik zal schenken
- jij zult schenken
- hij/zij/het zal schenken
- wij zullen schenken
- jullie zullen schenken
- zij zullen schenken
Indicatif futur
- je verserai
- tu verseras
- il/elle versera
- nous verserons
- vous verserez
- ils/elles verseront
Toekomende tijd II
- ik zal geschonken hebben
- jij zult geschonken hebben
- hij/zij/het zal geschonken hebben
- wij zullen geschonken hebben
- jullie zullen geschonken hebben
- zij zullen geschonken hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai versé
- tu auras versé
- il/elle aura versé
- nous aurons versé
- vous aurez versé
- ils/elles auront versé
Conditionalis I
- ik zou schenken
- jij zou schenken
- hij/zij/het zou schenken
- wij zouden schenken
- jullie zouden schenken
- zij zouden schenken
Conditionnel présent
- je verserais
- tu verserais
- il/elle verserait
- nous verserions
- vous verseriez
- ils/elles verseraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geschonken
- jij zou hebben geschonken
- hij/zij/het zou hebben geschonken
- wij zouden hebben geschonken
- jullie zouden hebben geschonken
- zij zouden hebben geschonken
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais versé
- tu aurais versé
- il/elle aurait versé
- nous aurions versé
- vous auriez versé
- ils/elles auraient versé
Imperatief
- jij schenk
- jullie schenkt
Impératif
- tu verse
- vous versez