Vervoeging van smeden
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smeed
- jij smeedt
- hij/zij/het smeedt
- wij smeden
- jullie smeden
- zij smeden
Présent
- je forge
- tu forges
- il/elle forge
- nous forgeons
- vous forgez
- ils/elles forgent
Onvoltooid verleden tijd
- ik smeedde
- jij smeedde
- hij/zij/het smeedde
- wij smeedden
- jullie smeedden
- zij smeedden
Indicatif imparfait
- je forgeais
- tu forgeais
- il/elle forgeait
- nous forgions
- vous forgiez
- ils/elles forgeaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesmeed
- jij hebt gesmeed
- hij/zij/het heeft gesmeed
- wij hebben gesmeed
- jullie hebben gesmeed
- zij hebben gesmeed
Indicatif passé composé
- j'ai forgé
- tu as forgé
- il/elle a forgé
- nous avons forgé
- vous avez forgé
- ils/elles ont forgé
Voltooid verleden tijd
- ik had gesmeed
- jij had gesmeed
- hij/zij/het had gesmeed
- wij hadden gesmeed
- jullie hadden gesmeed
- zij hadden gesmeed
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais forgé
- tu avais forgé
- il/elle avait forgé
- nous avions forgé
- vous aviez forgé
- ils/elles avaient forgé
Toekomende tijd I
- ik zal smeden
- jij zult smeden
- hij/zij/het zal smeden
- wij zullen smeden
- jullie zullen smeden
- zij zullen smeden
Indicatif futur
- je forgerai
- tu forgeras
- il/elle forgera
- nous forgerons
- vous forgerez
- ils/elles forgeront
Toekomende tijd II
- ik zal gesmeed hebben
- jij zult gesmeed hebben
- hij/zij/het zal gesmeed hebben
- wij zullen gesmeed hebben
- jullie zullen gesmeed hebben
- zij zullen gesmeed hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai forgé
- tu auras forgé
- il/elle aura forgé
- nous aurons forgé
- vous aurez forgé
- ils/elles auront forgé
Conditionalis I
- ik zou smeden
- jij zou smeden
- hij/zij/het zou smeden
- wij zouden smeden
- jullie zouden smeden
- zij zouden smeden
Conditionnel présent
- je forgerais
- tu forgerais
- il/elle forgerait
- nous forgerions
- vous forgeriez
- ils/elles forgeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gesmeed
- jij zou hebben gesmeed
- hij/zij/het zou hebben gesmeed
- wij zouden hebben gesmeed
- jullie zouden hebben gesmeed
- zij zouden hebben gesmeed
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais forgé
- tu aurais forgé
- il/elle aurait forgé
- nous aurions forgé
- vous auriez forgé
- ils/elles auraient forgé
Imperatief
- jij smeed
- jullie smeedt
Impératif
- tu forge
- vous forgez