Vervoeging van sneren

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sneer
    • jij sneert
    • hij/zij/het sneert
    • wij sneren
    • jullie sneren
    • zij sneren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sneerde
    • jij sneerde
    • hij/zij/het sneerde
    • wij sneerden
    • jullie sneerden
    • zij sneerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesneerd
    • jij hebt gesneerd
    • hij/zij/het heeft gesneerd
    • wij hebben gesneerd
    • jullie hebben gesneerd
    • zij hebben gesneerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesneerd
    • jij had gesneerd
    • hij/zij/het had gesneerd
    • wij hadden gesneerd
    • jullie hadden gesneerd
    • zij hadden gesneerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal sneren
    • jij zult sneren
    • hij/zij/het zal sneren
    • wij zullen sneren
    • jullie zullen sneren
    • zij zullen sneren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesneerd hebben
    • jij zult gesneerd hebben
    • hij/zij/het zal gesneerd hebben
    • wij zullen gesneerd hebben
    • jullie zullen gesneerd hebben
    • zij zullen gesneerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou sneren
    • jij zou sneren
    • hij/zij/het zou sneren
    • wij zouden sneren
    • jullie zouden sneren
    • zij zouden sneren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesneerd
    • jij zou hebben gesneerd
    • hij/zij/het zou hebben gesneerd
    • wij zouden hebben gesneerd
    • jullie zouden hebben gesneerd
    • zij zouden hebben gesneerd
  • Imperatief

    • jij sneer
    • jullie sneert