Vervoeging van stukmaken

Vertaling: détériorer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik maak stuk
  • jij maakt stuk
  • hij/zij/het maakt stuk
  • wij maken stuk
  • jullie maken stuk
  • zij maken stuk

Présent

  • je détériore
  • tu détériores
  • il/elle détériore
  • nous détériorons
  • vous détériorez
  • ils/elles détériorent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik maakte stuk
  • jij maakte stuk
  • hij/zij/het maakte stuk
  • wij maakten stuk
  • jullie maakten stuk
  • zij maakten stuk

Indicatif imparfait

  • je détériorais
  • tu détériorais
  • il/elle détériorait
  • nous détériorions
  • vous détérioriez
  • ils/elles détérioraient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb stukgemaakt
  • jij hebt stukgemaakt
  • hij/zij/het heeft stukgemaakt
  • wij hebben stukgemaakt
  • jullie hebben stukgemaakt
  • zij hebben stukgemaakt

Indicatif passé composé

  • j'ai détérioré
  • tu as détérioré
  • il/elle a détérioré
  • nous avons détérioré
  • vous avez détérioré
  • ils/elles ont détérioré

Voltooid verleden tijd

  • ik had stukgemaakt
  • jij had stukgemaakt
  • hij/zij/het had stukgemaakt
  • wij hadden stukgemaakt
  • jullie hadden stukgemaakt
  • zij hadden stukgemaakt

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais détérioré
  • tu avais détérioré
  • il/elle avait détérioré
  • nous avions détérioré
  • vous aviez détérioré
  • ils/elles avaient détérioré

Toekomende tijd I

  • ik zal stukmaken
  • jij zult stukmaken
  • hij/zij/het zal stukmaken
  • wij zullen stukmaken
  • jullie zullen stukmaken
  • zij zullen stukmaken

Indicatif futur

  • je détériorerai
  • tu détérioreras
  • il/elle détériorera
  • nous détériorerons
  • vous détériorerez
  • ils/elles détérioreront

Toekomende tijd II

  • ik zal stukgemaakt hebben
  • jij zult stukgemaakt hebben
  • hij/zij/het zal stukgemaakt hebben
  • wij zullen stukgemaakt hebben
  • jullie zullen stukgemaakt hebben
  • zij zullen stukgemaakt hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai détérioré
  • tu auras détérioré
  • il/elle aura détérioré
  • nous aurons détérioré
  • vous aurez détérioré
  • ils/elles auront détérioré

Conditionalis I

  • ik zou stukmaken
  • jij zou stukmaken
  • hij/zij/het zou stukmaken
  • wij zouden stukmaken
  • jullie zouden stukmaken
  • zij zouden stukmaken

Conditionnel présent

  • je détériorerais
  • tu détériorerais
  • il/elle détériorerait
  • nous détériorerions
  • vous détérioreriez
  • ils/elles détérioreraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben stukgemaakt
  • jij zou hebben stukgemaakt
  • hij/zij/het zou hebben stukgemaakt
  • wij zouden hebben stukgemaakt
  • jullie zouden hebben stukgemaakt
  • zij zouden hebben stukgemaakt

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais détérioré
  • tu aurais détérioré
  • il/elle aurait détérioré
  • nous aurions détérioré
  • vous auriez détérioré
  • ils/elles auraient détérioré

Imperatief

  • jij maak stuk
  • jullie maakt stuk

Impératif

  • tu détériore
  • vous détériorez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van stukmaken