Vervoeging van telegraferen
Onbepaalde wijs (infinitief): telegraferen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik telegrafeer
- jij telegrafeert
- hij/zij/het telegrafeert
- wij telegraferen
- jullie telegraferen
- zij telegraferen
Présent
- je dépose
- tu déposes
- il/elle dépose
- nous déposons
- vous déposez
- ils/elles déposent
Onvoltooid verleden tijd
- ik telegrafeerde
- jij telegrafeerde
- hij/zij/het telegrafeerde
- wij telegrafeerden
- jullie telegrafeerden
- zij telegrafeerden
Indicatif imparfait
- je déposais
- tu déposais
- il/elle déposait
- nous déposions
- vous déposiez
- ils/elles déposaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getelegrafeerd
- jij hebt getelegrafeerd
- hij/zij/het heeft getelegrafeerd
- wij hebben getelegrafeerd
- jullie hebben getelegrafeerd
- zij hebben getelegrafeerd
Indicatif passé composé
- j'ai déposé
- tu as déposé
- il/elle a déposé
- nous avons déposé
- vous avez déposé
- ils/elles ont déposé
Voltooid verleden tijd
- ik had getelegrafeerd
- jij had getelegrafeerd
- hij/zij/het had getelegrafeerd
- wij hadden getelegrafeerd
- jullie hadden getelegrafeerd
- zij hadden getelegrafeerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais déposé
- tu avais déposé
- il/elle avait déposé
- nous avions déposé
- vous aviez déposé
- ils/elles avaient déposé
Toekomende tijd I
- ik zal telegraferen
- jij zult telegraferen
- hij/zij/het zal telegraferen
- wij zullen telegraferen
- jullie zullen telegraferen
- zij zullen telegraferen
Indicatif futur
- je déposerai
- tu déposeras
- il/elle déposera
- nous déposerons
- vous déposerez
- ils/elles déposeront
Toekomende tijd II
- ik zal getelegrafeerd hebben
- jij zult getelegrafeerd hebben
- hij/zij/het zal getelegrafeerd hebben
- wij zullen getelegrafeerd hebben
- jullie zullen getelegrafeerd hebben
- zij zullen getelegrafeerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai déposé
- tu auras déposé
- il/elle aura déposé
- nous aurons déposé
- vous aurez déposé
- ils/elles auront déposé
Conditionalis I
- ik zou telegraferen
- jij zou telegraferen
- hij/zij/het zou telegraferen
- wij zouden telegraferen
- jullie zouden telegraferen
- zij zouden telegraferen
Conditionnel présent
- je déposerais
- tu déposerais
- il/elle déposerait
- nous déposerions
- vous déposeriez
- ils/elles déposeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben getelegrafeerd
- jij zou hebben getelegrafeerd
- hij/zij/het zou hebben getelegrafeerd
- wij zouden hebben getelegrafeerd
- jullie zouden hebben getelegrafeerd
- zij zouden hebben getelegrafeerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais déposé
- tu aurais déposé
- il/elle aurait déposé
- nous aurions déposé
- vous auriez déposé
- ils/elles auraient déposé
Imperatief
- jij telegrafeer
- jullie telegrafeert
Impératif
- tu dépose
- vous déposez