Vervoeging van tjilpen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het tjilpt
- zij tjilpen
Présent
- il/elle gazouille
- ils/elles gazouillent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het tjilpte
- zij tjilpten
Indicatif imparfait
- il/elle gazouillait
- ils/elles gazouillaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft getjilpt
- zij hebben getjilpt
Indicatif passé composé
- il/elle a gazouillé
- ils/elles ont gazouillé
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had getjilpt
- zij hadden getjilpt
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle avait gazouillé
- ils/elles avaient gazouillé
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal tjilpen
- zij zult tjilpen
Indicatif futur
- il/elle gazouillera
- ils/elles gazouilleront
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal getjilpt hebben
- zij zult getjilpt hebben
Indicatif futur antérieur
- il/elle aura gazouillé
- ils/elles auront gazouillé
Conditionalis I
- hij/zij/het zal tjilpen
- zij zullen tjilpen
Conditionnel présent
- il/elle gazouillerait
- ils/elles gazouilleraient
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben getjilpt
- zij zullen hebben getjilpt
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle aurait gazouillé
- ils/elles auraient gazouillé