Vervoeging van tutoyeren

Vertaling: tutoyer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik tutoyeer
  • jij tutoyeert
  • hij/zij/het tutoyeert
  • wij tutoyeren
  • jullie tutoyeren
  • zij tutoyeren

Présent

  • je tutoie
  • tu tutoies
  • il/elle tutoie
  • nous tutoyons
  • vous tutoyez
  • ils/elles tutoient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik tutoyeerde
  • jij tutoyeerde
  • hij/zij/het tutoyeerde
  • wij tutoyeerden
  • jullie tutoyeerden
  • zij tutoyeerden

Indicatif imparfait

  • je tutoyais
  • tu tutoyais
  • il/elle tutoyait
  • nous tutoyions
  • vous tutoyiez
  • ils/elles tutoyaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getutoyeerd
  • jij hebt getutoyeerd
  • hij/zij/het heeft getutoyeerd
  • wij hebben getutoyeerd
  • jullie hebben getutoyeerd
  • zij hebben getutoyeerd

Indicatif passé composé

  • j'ai tutoyé
  • tu as tutoyé
  • il/elle a tutoyé
  • nous avons tutoyé
  • vous avez tutoyé
  • ils/elles ont tutoyé

Voltooid verleden tijd

  • ik had getutoyeerd
  • jij had getutoyeerd
  • hij/zij/het had getutoyeerd
  • wij hadden getutoyeerd
  • jullie hadden getutoyeerd
  • zij hadden getutoyeerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais tutoyé
  • tu avais tutoyé
  • il/elle avait tutoyé
  • nous avions tutoyé
  • vous aviez tutoyé
  • ils/elles avaient tutoyé

Toekomende tijd I

  • ik zal tutoyeren
  • jij zult tutoyeren
  • hij/zij/het zal tutoyeren
  • wij zullen tutoyeren
  • jullie zullen tutoyeren
  • zij zullen tutoyeren

Indicatif futur

  • je tutoierai
  • tu tutoieras
  • il/elle tutoiera
  • nous tutoierons
  • vous tutoierez
  • ils/elles tutoieront

Toekomende tijd II

  • ik zal getutoyeerd hebben
  • jij zult getutoyeerd hebben
  • hij/zij/het zal getutoyeerd hebben
  • wij zullen getutoyeerd hebben
  • jullie zullen getutoyeerd hebben
  • zij zullen getutoyeerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai tutoyé
  • tu auras tutoyé
  • il/elle aura tutoyé
  • nous aurons tutoyé
  • vous aurez tutoyé
  • ils/elles auront tutoyé

Conditionalis I

  • ik zou tutoyeren
  • jij zou tutoyeren
  • hij/zij/het zou tutoyeren
  • wij zouden tutoyeren
  • jullie zouden tutoyeren
  • zij zouden tutoyeren

Conditionnel présent

  • je tutoierais
  • tu tutoierais
  • il/elle tutoierait
  • nous tutoierions
  • vous tutoieriez
  • ils/elles tutoieraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben getutoyeerd
  • jij zou hebben getutoyeerd
  • hij/zij/het zou hebben getutoyeerd
  • wij zouden hebben getutoyeerd
  • jullie zouden hebben getutoyeerd
  • zij zouden hebben getutoyeerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais tutoyé
  • tu aurais tutoyé
  • il/elle aurait tutoyé
  • nous aurions tutoyé
  • vous auriez tutoyé
  • ils/elles auraient tutoyé

Imperatief

  • jij tutoyeer
  • jullie tutoyeert

Impératif

  • tu tutoie
  • vous tutoyez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van tutoyeren